16 SEPTEMBER 1976 1402 De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering. De vergadering is op verzoek van de heer Koertshuis geschorst en inmiddels heeft ook het college zich beraden over voorstellen die met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid thans op tafel zullen komen. Het lijkt mij juist in tweede termijn het woord aan de heer Koertshuis te geven. De heer KOERTSHUIS: Het belangrijkste onder deel van het debat wordt gevormd door de kwestie van het amendement en de opmerkingen van het col lege, inhoudende dat punt 3. van het amendement juridisch niet mogelijk is. Na beraad in de frac ties en tussen de fracties onderling zijn wij te dien aanzien tot het volgende voorstel gekomen: wij zullen punt 3. van het oorspronkelijke amende ment laten vervallen en in plaats daarvan een mo tie indienen waarin het college wordt uitgenodigd uit de gemeenschappelijke regeling te treden, aan de raad een voorstel daaromtrent te doen en tevens alsnog te onderzoeken wat de juridische mogelijk heden en financiële consequenties van beëindiging van het huurcontract, alsmede van het uittreden uit de regeling, zijn. In dezen kan ik ook namens de andere fracties spreken. Daarnaast zou ik in tweede termijn nog enkele andere opmerkingen willen maken. De wethouder heeft hetgeen wij in eerste termijn hebben gezegd praktisch geheel onderschreven. De heren Van Don gen en Jonger.eel hebben in eerste instantie gezegd dat in de periode vóór de regionalisering het Bre dase centrum in Brabant model stond. Deze opmer king heeft mij getroffen, want dit was toen inder daad het gevalThans is het Bredase centrum bin nen vijftien jaar verreweg het slechtste geworden en ik kan daarvoor geen andere oorzaak vinden dan de gemeenschappelijke regeling zelf. De wethouder heeft opgemerkt dat het zijns inziens weinig zin heeft dergelijke constateringen te doen. Ik geloof echter dat dit wel degelijk zin heeft, aangezien uitsluitend de gemeenschappelijke regeling de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 1402