16 SEPTEMBER 1976
1406
na slechtste is, voor de oplossing van de proble
matiek van belang is. In tweede termijn heeft hij
zijn standpunt in dezen verduidelijkt en ik geef
toe dat de verslechtering juist door het bestaan
van de gemeenschappelijke regeling mogelijk is ge
weest. Overigens wil ik hier niet mee zeggen dat
de situatie, als er geen gemeenschappelijke rege
ling had bestaan, beter zou zijn geweest, want dan
hadden er waarschijnlijk nog allerlei kleine kamp
jes achter in het bos aan een doodlopende zandweg
gelegen. Het is echter juist dat de gemeenschappe
lijke regeling de ter tafel liggende problematiek
heeft geschapen en heeft dan ook zin te constate
ren dat de gemeenschappelijke regeling drastisch
moet worden veranderd en verbeterd. Als zodanig
heeft de heer Koertshuis gelijk.
In eerste termijn heb ik overigens al gezegd
dat het betoog van de heer Koertshuis mij aansprak
en dat ik het er mee eens was.
De sterke aspecten die ik in de concept-over
eenkomst heb gemeend te kunnen signaleren, zijn
naar de mening van de heer Koertshuis niet aanwe
zig. Men kan echter niet ontkennen dat er een stok
achter de deur is. Er staat in de concept-regeling
dat een gemeente die niet op tijd een plaats aan
wijst eruit gezet kan worden, een bepaling die in
de huidige regeling niet voorkomt. De gemeenten
zijn dus verplicht een plaats aan te wijzen, zij
het dat zij wel kunnen traineren; in dat verband
ben ik blij met de opmerkingen die in de raad zijn
gemaakt.
Met de heer Jongeneel ben ik het eens dat het
verslag van de discussie over dit agendapunt aan
de zeventien gemeenten moet worden toegezonden.
Ik had zelf al de stoute gedachte hetgeen vanavond
in de raad is gezegd per kerende post bij alle ge
meenten in de brievenbus te laten vallen.
Over de plaats aan de Terheijdenseweg zou ik
het volgende willen zeggen, waarbij ik er nog op
wijs dat de raad de beperking van het concept heeft
aangegrepen om diepgaand over de woonwagenproble-