1409
16 SEPTEMBER 1976
tot een motie waaraan het college gaarne gevolg
zal willen geven. Ik zou het hierbij willen laten.
De heer KOERTSHUIS: De wethouder vergeet ook
in tweede instantie mijn opmerking over het in ar
tikel 5 genoemde aantal van 90 wagens.'
Wethouder DE RAAFF: Is het de bedoeling dat
ik daarop reageer of dat wordt vastgelegd wat de
heer Koertshuis heeft gezegd?
De heer DEES: Dat is meestal met vragen!
De heer JONGENEEL: Uw mening is wel belang
rijk!
Wethouder DE RAAFF: Als het maximale aantal
45 zou zijn, zouden wij de vestiging van twee
kampen in Breda moeten overwegen. De verantwoorde
lijkheid die de andere gemeenten naar onze mening
moeten dragen, geldt ook voor Breda. Wanneer wij
met een probleem in verband met het kamp zitten,
moeten wij dat niet op de andere gemeenten af
schuiven, gelijk in het verleden andere gemeenten
hun problemen hebben afgeschoven op ons. Breda
heeft mijns inziens ook zelf een verantwoordelijk
heid: we kunnen niet allerlei wagens naar andere
gemeenten sturen om er zelf 45 over te houden.
Wanneer men een kamp van 60 wagens te groot vindt
dat moeten we nog eens rustig bekijken dan
zouden er eventueel bij wijze van spreken twee
kampen van 30 wagens moeten zijn. Als onze gemeen
te het standpunt huldigt: "één kamp in Breda van
45 wagens en daarmee uit", schiet zij tekort.
De heer KOERTSHUIS: Ik vraag niets anders dan
dat de wethouder dat punt opnieuw ter sprake
brengt.
De VOORZITTER: Dat is blijkbaar de bedoeling.
De wethouder is naar ik meen niet onduidelijk ge
weest in het uiteenzetten van zijn opvattingen en
het noemen van dingen die in een later stadium nog
moeten worden besproken.