1442
14 OKTOBER 1976
wij als insprekers het voorbeeld geven door ons
niet te onttrekken aan de oproep van de raad van
advies voor de ruimtelijke ordening om ons zegje
over de verstedelijkingsnota te zeggen. Juist om
dat het stadsgewest zich nogal terughoudend heeft
opgesteld, is er naar onze mening alle reden om
een eigen mening, zeker over de uitgangspunten van
de verstedelijkingsnota, te zeggen. De collegiale
relaties hoeven daarbij niet te worden geschaad.
Op grond van het voorafgaande zouden wij het
college willen vragen het voorstel terug te nemen
en in de volgende raadsvergadering een voorstel
ter tafel te brengen waarin wèl een standpunt
wordt ingenomen, in het bijzonder over de hoofduit
gangspunten.
De VOORZITTER: Het ordevoorstel houdt in dat
het preadvies moet worden teruggenomen, onder de
bepaling dat er een ander voorstel zal worden ge
daan.
Voldoende ondersteund zijnde maakt het orde
voorstel van de heer Houben onderwerp van beraad
slaging uit.
De heer TEN WOLDE: Dit ordevoorstel overvalt
mijHet college van burgemeester en wethouders
heeft ons voorgesteld het leveren van kritiek op
de verstedelijkingsnota enige tijd uit te stellen,
met als hoofdargumentatie dat de werkgelegenheids
ontwikkeling onzeker is, dat het regionaal econo
misch beleid nog niet bekend is, dat de structuur
planstudie voor het stadsgewest nog niet ver ge
noeg is en dat de structuurschets voor het lande
lijk gebied ontbreekt. In dat licht bezien^ lijkt
het mij goed het oordeel van de gemeente Breda
enigszins uit te stellen, te meer daar het onge
wenst is voorbarige uitspraken te doen, waarvan de
consequentie zou kunnen zijn dat wij door omliggen
de gemeenten meer aan de uitgangspunten van de ver
stedeli jkingsnota zouden worden gebonden. Mijn