1446 14 OKTOBER 1976 adviesraad hebben gekregen. Ik meen dat de St.A.R. zeer zinvol werk heeft gedaan en een zeer goede ana lyse heeft gegeven van de problemen die op Breda zullen afkomen als de plannen die in de verstede- lijkingsnota zijn neergelegd, tot uitvoering wor den gebracht. Al met al ben ik enigermate verwonderd dat het college het zo moeilijk vindt tot een standpunt bepaling te komen. Er ligt immers een scala van meningen, enerzijds van groepen waarvan het colle ge niet in eerste instantie de mening zou overnemen anderzijds van groepen zoals gedeputeerde staten en de St.A.R. waarvan de mening voor het college toch wel van belang zou kunnen zijn. Mijnheer de voorzitter. U hebt een "tegenvoor stel" gedaan, inhoudende dat het preadvies zou wor den teruggenomen en dat in 1977 over dit onderwerp zou worden gesproken. Welnu, men zal hebben begre pen dat wij, gezien de vele standpunten, gebaseerd op analyses, die ter tafel zijn gebracht en het ge nuanceerde karakter daarvan, geen reden zien om niet in te spreken. Bovendien vinden wij dat een instantie die een inspraaknota uitbrengt, ook van een inspraakmogelijkheid gebruik moet maken, ook al heeft zij niet alles op een rijtje staan. De ge meenteraad zou zich onzes inziens op zijn minst over de uitgangspunten moeten uitspreken, zo genu anceerd mogelijk, desnoods in de vorm van een vraag desnoods door bepaalde aspecten ter discussie te stellen, desnoods in de vorm van een voorlopige conclusie, waarbij het voorlopige karakter dan zal samenhangen met de bij het college terecht bestaan de wens tot het opnemen van contact met de randge meenten. Op grond van het voorafgaande hebben wij moei te met het tegenvoorstel van het college, zodat wij ons ordevoorstel handhaven. De heer GEENE: Onze opvatting is bekend. Er is voor ons geen aanleiding om de behandeling van het preadvies uit te stellen. Ik merk aan de heer Hou-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 1446