14 OKTOBER 1976
1447
ben dat hij zich voldoende heeft voorbereid en ik
ben dan ook van mening dat hij vanavond over de
verstedelijkingsnota kan zeggen wat hij te zeggen
heeft. Ik blijf erbij dat deze materie op de eer
ste plaats een stadsgewestelijke aangelegenheid
is, ook al vanwege de alternatieven die worden ge
noemd en die niet kunnen worden beoordeeld zonder
dat bepaalde onderzoekingen verder gevorderd zijn.
De heer TEN WOLDE: De heer Houben heeft be
toogd dat het gewenst zou zijn op korte termijn
een uitspraak te doen omdat er al allerlei stand
punten ter tafel liggen. Ik ben van mening dat de
verstedelijkingsnota een integrale behandeling
vergt, met verwerking van de stadsgewestelijke uit
gangspunten die te zijner tijd op tafel zullen
liggen. In mijn opvatting ben ik gesterkt door de
mededeling dat het college bereid is zijn oordeel
in het vroege voorjaar van 1977 ter tafel te bren
gen. Op het ogenblik zitten we dus te kissebissen
over een periode van acht a tien weken. Ervan uit
gaande dat we de verstedelijkingsnota te zijner
tijd op een goede wijze definitief zullen kunnen
behandelen, ziet mijn fractie geen enkele aanlei
ding tot het niet behandelen van het ter tafel
liggende preadvies, mede omdat dit ons in de gele
genheid stelt in de raad een fundamentele discus
sie over de verstedelijkingsnota te houden Ik vind
dat een gezonde gang van zaken.
Het ordevoorstel van de heer Houben c.s.
wordt vervolgens in stemming gebracht en met 21
tegen 10 stemmen verworpen.
TEGEN hebben gestemd: de heren Veelenturf,
Visser, Sandberg, Suurmeijer, Taks, Goos, Geene,
Van Asseldonk, Van Dun, De Raaff, Van Duijl, Van
Dongen, Ten Wolde, Broeders, Van Graafeiland,
Gielen en Kramer, mevrouw Koek-van Merkom, de he
ren Van den Wijngaard en Van Banning en mevrouw
Van Rooij-van den Heuvel.