1448 14 OKTOBER 1976 VOOR hebben gestemd: mevrouw Giebels-Sprengers de heren Dreef, Oomen, Paquay, Martens en Houben, mevrouw Paulussen, mevrouw Stutterheim-Edeling, de heren Crul en Hendriksen. De VOORZITTER: Aan de orde is thans het pre advies van burgemeester en wethouders. De heer VAN DUIJL: Bij het maken van opmerkin gen over het preadvies inzake de verstedelijkings nota willen wij ons een zekere beperking opleggen, hoewel het onderwerp zich op zichzelf uitstekend voor een zeer uitgebreide gedachtenwisseling leent. De reden dat wij ons toch willen beperken is in hoofdzaak gelegen in het feit dat wij van mening zijn dat de studie op het gebied van de consequen ties van de verstedelijkingsnota voor Breda en de regio van een zó grote importantie is, dat het nu reeds lanceren van een uitgebalanceerde mening enigszins prematuur zou zijn. Hierbij wil ik erop wijzen dat het onze C.D.A.-fractie ten opzichte van het stadsgewest niet correct voorkomt op dit ogenblik van de kant van Breda een mening te geven. De verstedelijkingsnota geeft ten aanzien van de regio punten aan die van uitermate groot belang zijn voor de ontwikkelingen in de regio waarbij Breda een zeer belangrijke rol speelt. Ik wijs in dit verband op de extra taakstelling voor de regio met betrekking tot het bouwen van 10.000 woningen. Dat de bebouwing van de Haagse Beemden geheel buiten de problematiek van de verstedelijkingsnota zou staan, waag ik te betwijfelen. Mijn twijfel is gebaseerd op een passage in de verstedelijkings- krant waarin letterlijk staat dat West-Brabant als opvanggebied voor de grote trek naar Brabant van uit het westen zal gaan fungeren; in verband hier mee wordt Breda groeistad. De C.D.A.-fractie is het eens met de opmerkingen in het preadvies die erop neerkomen dat de Haagse Beemden in de eerste plaats zullen moeten voorzien in de eigen behoefte aan woonbebouwing. De grote behoefte aan woningen die

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 1448