1450 14 OKTOBER 1976 blematiek en alle facetten die daarmee in verband staan. Dat hierbij de structuurschets voor het landelijk gebied eveneens een rol speelt, is voor ons duidelijk. Het college schrijft in het preadvies te ver wachten dat er in mei 1977 meer duidelijkheid over al deze problemen zal zijn. Zijn burgemeester en wethouders ervan verzekerd dat inderdaad in mei 1977 door Breda een uitgebalanceerd antwoord kan worden gegeven? De heer HOUBEN: De term "verstedelijkingsno- ta" is naar onze mening eigenlijk niet goed. Het stuk zou "stedelijkheidsnota" moeten heten, omdat het voorvoegsel "ver-" in het woord "verstedelij- kingsnota" op iets negatiefs duidt. "Verstedelijken" houdt vaak een negatieve ontwikkeling in een stads gebied in. Eigenlijk zou men dus over een "stede lijkheidsnota" of over een nota, waarin naar ste delijkheid wordt gestreefd, moeten spreken. Bij het woorddeel "stede-" zou men aan de oude woorden "haardstede" en "vestingstede" kunnen denken. Op die manier komt men uit bij wonen en werken, bij het idee dat wonen en werken nog in onderlinge sa menhang gebeuren. Als wij over de verstedelijkingsnota spreken, moeten wij onze gedachten erover laten gaan dat "werken" meer is dan arbeid verrichten. Het is ook: zich op een zinvolle manier inzetten voor andere mensen en een bijdrage leveren aan de samenleving. Dit houdt dan tegelijkertijd in dat men zich kan ontplooien. Naast het werken staat in de verstedelijkings nota terecht het wonen centraalwant wonen omvat meer dan alleen een dak boven het hoofd hebben. Het heeft te maken met een typisch menselijke vorm van bestaan en met het op een bepaalde manier ge worteld zijn in de wereld. Onze fracties zijn dan ook van mening dat men het denken over werken en wonen niet kan loskoppelen van het denken over

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 1450