14 OKTOBER 1976
1457
Anderzijds zal men het te veel aan "harde" func
ties in de binnenstad terwille van het wonen moe
ten spreiden en uit de binnenstad moeten verwijde
ren. In ieder geval moeten de "harde" functies in
de binnenstad niet worden bevorderd. Als men een
dergelijk beleid voert, zoals wij herhaalde malen
hebben bepleit, zal men ook minder problemen heb
ben met autostromen die op de binnenstad afkomen.
Een meer op menselijke maat afgestemde ruim
telijke ordening en stedelijke inrichting zullen
hun beginpunt moeten zoeken in samenspraak met
bewoners, winkeliers, werknemers, werkgevers en
alle andere betrokkenen. Alleen op basis van die
samenspraak is het mogelijk tot een woonomgeving
te komen die op de menselijke maat is afgestemd
en waarin ook kan worden gewerkt. Op die manier
worden ook goede condities voor een echt gemeen
schapsverband geschapen.
Zojuist heb ik er al op gewezen dat men ook
in het college van gedeputeerde staten en in de
commissie voor ruimtelijke ordening van provinci
ale staten moeite heeft met de groeistadstitel die
Breda in de verstedelijkingsnota wordt toegekend.
Ook de St.A.R. heeft hieromtrent duidelijke uit
spraken gedaan.
(Op de publieke tribune worden opmerkingen
gemaakt en leuzen geroepen.)
De VOORZITTER: Ik neem aan dat het publiek
nu volledig tot zijn recht is gekomen Overigens
biedt ook de pauze wellicht nog een mogelijkheid.
Ik zou het publiek willen vragen ervoor te zorgen
dat wij de beraadslagingen waar we mee bezig zijn,
normaal kunnen voortzetten. Ik verzoek de heer
heer Houben zijn betoog te vervolgen.
De heer HOUBEN: Ik was bezig ten aanzien van
de aanwijzing van Breda als groeistad enkele con
clusies te formuleren. In de eerste plaats had ik
gezegd dat een stad die groot wordt, met zeer veel