1466
14 OKTOBER 1976
moeten vervullen in de overloop vanuit het zuide
lijk gedeelte van de randstad die naar zijn mening
zeer aanzienlijk zal zijn. Dat is de problematiek
van de verstedelijkingsnota en daar hebben wij nog
geen antwoord op. Wij zullen een uitdaging in na
tionaal kader moeten toetsen aan de fysieke moge
lijkheden die het Bredase redelijkerwijs zelf heeft.
Dat heeft met de Haagse Beemden op het ogenblik
niets te maken: het is een onderwerp dat in de ver
stedeli jkingsnota aan de orde komt. Ik meen dat
wij terecht van mening zijn dat het gemeentebestuur
van Breda, zich ervan bewust dat het loyale mede
werking aan het stadsgewestelijk opereren moet ge
ven, niet op zichzelf een standpunt kan innemen,
maar gezamenlijk met minstens zestien gemeenten in
dit gebied een visie moet ontwikkelen. Laten eerst
de basisgegevens van het structuurplan opborrelen
en laten we dan pas vaststellen wat onze wensen
ten aanzien van de overloopfunctie zijn.
Overigens moeten we de dingen niet verabsolu
teren. Ik wijs de heer Houben erop dat het niet de
commissie voor ruimtelijke ordening uit de staten
is geweest die vraagtekens bij "Breda-groeistad"
heeft geplaatst maar dat het de leden van de Par
tij van de Arbeid en de P.P.R. in die commissie
waren die
De heer HOUBEN: Ook de heer Wagemakers heeft
vraagtekens gezet.'
Wethouder VAN DUN: Dan is dat in de krant ver
keerd overgekomen nu moet mevrouw Paulussen niet
lachen, want het is natuurlijk vrij goedkoop om
dat te doen! want juist op dit punt heb ik na
mens het college een gesprek met de heer Wagema
kers gevoerd en ik heb heel goed begrepen wat zijn
opvattingen zijn. Er worden geen vraagtekens bij
"Breda-groeistad" gezet. We willen het elkaar zo
graag laten geloven, misschien om andere dingen
dan we willen onmogelijk te maken, maar het is
heel duidelijk dat we gezamenlijk niet weten wat