14 OKTOBER 1976
1467
we met de overloop willen. Dat heeft met de Haag
se Beemden niets te maken en zal in het stadsge
westelijk structuurplan aan de orde moeten komen.
Ik vind het van wijs beleid getuigen als een col
lege en een raad die zichzelf respecteren niet
vooruitlopen op de gang van zaken en geen samen
werkingsverbanden frustreren. Vanuit een gegroei
de situatie en op basis van de resultaten van de
studie die in stadsgewestelijk verband op gang
is, zullen wij tot uitspraken over dit geheel ko
men. Ik heb de indruk dat de minister dat zal wil
len respecteren.
Het zal duidelijk zijn dat wij kretologieën
van de heer Houben, zoals de opmerking dat wij
geen gebruik van de mogelijkheid tot inspraak
zouden maken, volkomen naast ons neerleggen. Ik
heb al gezegd dat het van wijs beleid getuigt als
men niet holderdebolder van inspraakmogelijkheden
gebruikt maakt wanneer men niet weet wat men te
zeggen heeft.
De heer HOUBEN: Het is toch bekend dat voor
de inspraak ten aanzien van de verstedelijkings-
nota een periode van zes maanden is uitgetrokken.
Die periode is van tevoren bekend gemaakt, zodat
men ongeveer een jaar geleden wist tot aan welk
ogenblik men kon inspreken.
Wethouder VAN DUN: Dat verandert niets aan
het standpunt. Als de minister een verstedelij-
kingsnota in Nederland dropt op het ogenblik dat
er in bepaalde regionale samenwerkingsverbanden
juist wordt gestudeerd op de problematiek die de
minister aan de orde stelt, mogen wij die studie
naar mijn mening rustig afwachten en moeten we,
wanneer we ons standpunt nog niet hebben bepaald,
niet al te snel reageren. Het college gaat dan
ook voorbij aan de kritiek in verband met de in
spraakgedachte, evenals aan het verwijt van de
heer Houben dat we niet op het St.A.R.-advies heb
ben gereageerd. Een reactie op het St.A.R.-advies