14 OKTOBER 1976
1469
De VOORZITTER: Ik schors daartoe de vergade
ring voor enkele ogenblikken.
SCHORSING.
De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering. Het
lijkt mij juist dat wethouder Van Dun thans het
standpunt van het college ten aanzien van de amen
dementen bekend maakt, opdat daarover in tweede
instantie nog kan worden gesproken.
Wethouder VAN DUN: Met de amendementen 1 en
2 heeft het college geen moeite. De aanvaarding
van amendement 3 wordt door het college aan de
raad ten stelligste ontraden.
De heer HOUBEN: Ik begrijp er nu werkelijk
niets meer van! Het college is van mening dat de
materie zó moeilijk is, dat het geen standpunt
kan innemen en op grond daarvan onthoudt het zich
van een oordeel over allerlei aspecten die in de
verstedelijkingsnota voorkomen. In dat verband wil
het college geen gebruik van de inspraakmogelijk
heid maken. Aangezien één van de weinige opmerkin
gen die in de nota over Breda worden gemaakt, be
trekking heeft op de groeistadsfunctie, kan men
vervolgens de conclusie trekken dat ook iedere
gedachte daarover prematuur is.
Wethouder VAN DUN: Ik zou het plezierig vin
den als de heer Houben de verstedelijkingsnota
nog eens leest. Er staat over Breda in die nota
wel iets meer dan alleen het woord "groeistad"!
De heer HOUBEN: Er staat inderdaad meer over
Breda in, maar één van de belangrijkste overwegin
gen in het kader van de Haagse Beemden houdt ver
band met de functie van het opvangen van de over
loop die Breda in het verstedelijkingsbeleid zou
moeten hebben. Het college wil over de verstede
lijkingsnota geen enkele uitspraak doen en ik