1474 14 OKTOBER 1976 hoefte denk ik, naast aan woningbouw met be hulp van lokatiesubsidie in de binnenstad van Breda en op andere terreinen binnen het be staande stedelijk gebied, aan woningbouw in uitbreidingsgebieden, zoals het in het streek plan genoemde Bavel-Dorst of de derde fase van de Haagse Beemden." Welnu, dat is nu ten voeten uit het probleem, ten aanzien waarvan de heer Houben probeert ons in het ongerede te brengen. De Haagse Beemden dienen, zoals men in de brief van de minister van 30 sep tember 1976 heeft kunnen lezen, in de eerste twee fasen voor het opvangen van de natuurlijke aanwas en de gevolgen van de gezinsverdunning voor het Stedelijk gebied van Breda. Daar valt thans ver der niets over te zeggen. In de verstedelijkings- nota komen allerlei andere aspecten aan de orde en de heer Houben probeert ons nu allerlei onverwach te uitspraken te ontlokken over een andereruime re functie van Breda in het stedelijk gebied, waar over wij nog geen duidelijkheid hebben. De eerlijk heid gebiedt ons in dezen te zeggen dat wij colle gialiter moeten wachten op de basisgegevens van het stadsgewestelijk structuurplan. Daarbij zijn verdere acties, de derde fase van de Haagse Beem den en Bavel-Dorst in het geding en het gaat dan ook om een aanzienlijk deel van de woningbebouwing in de binnenstad van Breda. Ik geloof dat het vol komen duidelijk is dat dit de twee van elkaar te onderscheiden elementen zijn. De Haagse Beemden zijn nodig om de eigen behoefte van Breda op dit ogenblik te dekken, waarbij ik refereer aan de schoolmeesterachtige voorbeelden die in de tijd van de heer Beckers in commissievergaderingen aan de orde zijn geweest. Het is duidelijk dat de Haagse Beemden voor de opvang van onze eigen si tuatie bestemd zijn en in dat kader is zelfs het gewijzigde derde amendement voor het college vol strekt onaanvaardbaar. De VOORZITTER: Ik zou thans de amendementen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 1474