1512
14 OKTOBER 1976
bezit van de gemeente is. Wij moeten dat pand dan
ook niet verkopen voordat wij weten of wij hier
voor subsidies kunnen verkrijgen waarmee wij de
woonfunctie van de binnenstad kunnen versterken.
Wij dienen eerst te weten wat wij in concreto met
dit pand en andere panden zouden kunnen doen.
Uiteraard denken wij hierbij ook aan de monumen
tennota die thans door het college wordt voorbe
reid en mede gezien hetgeen daarin zal staan vin
den wij het niet verantwoord het betreffende pand
nu te verkopen.
Ik wil in dit verband nog een ander aspect
noemen, waaraan wellicht in de monumentennota nog
eens aandacht kan worden besteed. Ondanks ons te
genvoorstel worden namelijk nog herhaaldelijk mo
numenten aan particulieren verkocht, die dan die
monumenten met behulp van allerlei subsidies op
knappen, wat natuurlijk prijzenswaardig is. Het
probleem is echter dat die particulieren, nadat
zij hun pand met subsidies van de gemeente en de
rijksoverheid hebben opgeknapt, dat pand weer kun
nen verkopen, uiteraard rekening houdend met alle
verplichtingen ingevolge de Monumentenwet, maar
toch tegen een hogere prijs. Dat levert specula
tiewinst op, in feite met behulp van overheidsgel
den. Ik verzoek het college in de monumentennota
over dat aspect nog eens een uiteenzetting te ge
ven.
Er is nog een andere, wat meer ondergeschikte,
reden op grond waarvan wij tegen dit voorstel
zijn. U stelt dat de taxatiewaarde van het pand
127.600,is, terwijl u het voor 40.000,--
verkoopt. Wij vinden dit een te groot verschil en
eigenlijk een belachelijke prijs voor een derge
lijk pand. Ik kan mij voorstellen dat alleen de
grond al meer waard zal zijn.
De heer VAN ASSELDONK: Het onderhavige voor
stel getuigt alleen maar van behoorlijk bestuur.
Op 21 november 1973 hebben b. en w. besloten de
directeur van openbare werken te machtigen dit