1514 14 OKTOBER 1976 Het thans voorliggende voorstel geeft in ie der geval blijk van behoorlijk bestuur en wij kunnen er dan ook mee instemmen. Mevrouw VAN ROOIJ-VAN DE HEUVEL: Er is een onderzoek gaande met betrekking tot de aankoop van aan de gemeente toebehorende panden en daarom zou het niet juist zijn hangende dit onderzoek de me thodiek die wij tot nu toe volgen te verlaten en bij wijze van ad hoc-beslissing dit pand niet te verkopen. Wij beschouwen dit voorstel als een juiste en eerlijke zaak, terwijl het naar onze mening ook een goede oplossing zal bieden. Boven dien rust er een restauratieplicht op het pand, Zodat wij de zekerheid hebben dat het eigenlijk in een goede staat zal komen en niet zal verkrot ten Wethouder VAN DUN: Mevrouw Van Rooij en de heer Van Asseldonk hebben om hun moverende redenen kennis gegeven van het feit dat dit voorstel de instemming van hun fracties kan hebben. Terecht heeft de heer Van Asseldonk gezegd dat het onder havige voorstel blijk geeft van behoorlijk bestuur. De heer Oomen heeft het woord "monumenten nota" in de mond genomen, wat nogal een zwaar ge laden woord is. Ik wil wat dit betreft het ver wachtingspatroon van de raad binnen redelijke grenzen houden. Wij stellen momenteel een onder zoek in 'en voeren intern vele besprekingen. Er is een ambtelijke werkgroep ingesteld die bekijkt welk beleid er moet worden gevoerd ten aanzien van de monumentale panden die in het bezit van de ge meente Breda zijn, en welke financiële consequen ties een dergelijk beleid zal hebben. Ik hoop dan ook dat men wat die monumentennota betreft een redelijke voorstelling van zaken voor ogen heeft. Ik wil nog een kleine correctie aanbrengen op wat de heer Van Asseldonk heeft gezegd. Het ver schil tussen de verkoopprijs en de boekwaarde is een gevolg van het feit dat in de boekhouding van

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 1514