14 OKTOBER 1976 1515 het woningbedrijf alle aspecten die niet zuiver met de verwerving van het pand te maken hebben, bijvoorbeeld schadeloosstelling aan de huurder en inkomensschadebij de boekwaarde van het pand zijn geboekt, terwijl zij in feite met het concre te pand niets van doen hebben. De heer Oomen heeft gezegd dat voor het hand haven van de woonfunctie van de binnenstad van Breda de vlag hoog in top moet, maar ik vind het niet eerlijk dat hij dat aan het betreffende pand checkt. Wat betreft de woonfunctie van de binnen stad van Breda dient men te denken aan de be sluitvorming van de raad die tot activiteiten in de Leuvenaarstraat en de Gerardus Majellawijk, tot onderhandelingen met de militairen over een woonbestemming voor het Chasséterrein en tot het geven van een woonbestemming aan een gedeelte van de Cingelstraat heeft geleid. Het betreffende pand past niet in dat kaderwant als de raad niet tot verkoop daarvan besluit komt het niet voor be woning vrij maar blijft de heer Van Dal er ge woon als huurder in zitten. De heer OOMEN: De heer Van Asseldonk heeft terecht een correctie op mijn woorden aangebracht, want inderdaad doelde ik op het grote verschil tussen de verkoopprijs en de boekwaarde. Ik wil op dat punt echter niet meer ingaan, omdat het voor mij slechts ondergeschikt is. De wethouder heeft gezegd dat wij het hand haven van de woonfunctie van de binnenstad niet aan dit voorstel moeten checken. Ik vind echter dat wij de bestemming van de monumenten, bijvoor beeld een woonbestemming of een bestemming in de sociaal-culturele sfeer -- bij dat laatste kan ook aan een bepaald soort winkel worden gedacht --, pas moeten bepalen als wij ten principale over de monumenten spreken. In dat verband zal ook de vraag aan de orde komen of de monumenten al of niet in beheer van de gemeente moeten blij ven. Het is trouwens niet voor het eerst dat wij

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 1515