14 OKTOBER 1976 1517 bedrijf, Als het pand niet wordt verkocht zullen wij ingevolge de hiervoor geldende wettelijke re gelingen de eerste tien jaar niet in staat zijn de huidige huurder het pand te doen verlaten. Is het misschien de bedoeling van de heer Oomen dat de gemeente het pand in bezit moet houden, te zijner tijd de huidige bewoner de huur moet opzeg gen en vervolgens dient te bekijken wat er verder met het pand moet gebeuren? De gemeente zal dan aan instandhouding van het pand gehouden zijn, wat enorm veel geld kost. Wethouder VAN DUNDe opmerkingen die de heer Van Duijl heeft gemaakt komen uiteraard voor zijn eigen rekening. Mevrouw Van Rooij heeft gevraagd wanneer het onderzoek zal zijn afgerond. Misschien haalt zij hierbij twee onderzoeken door elkaar. Enerzijds vindt er een onderzoek in het kader van cultuur en openbare werken plaats in verband met de monu menten waarover wij het zojuist hebben gehad. On danks ruggespraak met collega Sandberg durf ik thans niet te zeggen of dat onderzoek over één of twee maanden zal zijn afgerond. Het is wel duide lijk dat dat zo snel mogelijk moet gebeuren. In het voorjaar van 1977 zal over de verstedelij- kingsnota worden gesproken en wellicht zal dan dat onderwerp tegelijkertijd aan de orde kunnen komen. Anderzijds is er een onderzoek gaande met betrekking tot de verkoop van gemeentepanden in het algemeen, waarbij het met name om de metho diek gaat. Vermoedelijk doelde mevrouw Van Rooij daarop. Zoals u weet heeft de raad daarover be-^ sluiten genomen, maar is het het voornemen van het college met een gewijzigd voorstel bij de raad te komen. Wij willen de raad daarmee in de cember verrassen, maar als dat niet lukt zal het in ieder geval in januari gebeuren. Ik ondersteun hetgeen de heer Van Duijl naar aanleiding van de woorden van de heer Oomen heeft gezegd, De heer Oomen heeft gezegd dat als de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 1517