14 OKTOBER 1976 1523 kon worden voortgegaan. Om die reden willen wij ook omtrent dit punt een motie indienen. De door de heer Houben csingediende motie heeft de volgende inhoud: "De raad van de gemeente Breda, in vergadering bijeen op 14 oktober 1976, overwegende dat gedurende enige jaren het college van burgemeester en wethouders toe gestaan heeft dat in strijd met het vigeren de bestemmingsplan opslag van bouwmaterialen e.d. heeft plaatsgevonden op perceel nr.4299, spreekt als zijn mening uit dat het college in dezen niet juist gehandeld heeft." De heer TEN WOLDEIn de vergadering van de commissie ruimtelijke ordening van april of mei is op mijn verzoek besloten dit plan aan te hou den, omdat wij er toen nog niet volledig van over tuigd waren dat de groenvoorzieningen voldoende zouden zijn. Dit heeft mijns inziens geleid tot een wat meer genuanceerd voorstel met een argu mentatie die ook financieel is onderbouwd. Er kleeft een bepaalde problematiek aan dit voorstel, in de eerste plaats omdat er een stuk landbouwgebied gaat verdwijnen en in de tweede plaats omdat het leefklimaat voor de omwonenden gaat veranderen; overigens gebruik ik bewust het woord "veranderen" en niet het woord "verslechte ren", Vervolgens hebben wij nog te maken met de oplossing van een bepaalde woonproblematiek in onze binnenstad. Wat betreft het eerste punt voel ik mij gaarne gesteund door de deskundige adviezen van de heer Goosdie zegt dat de landbouwkundige waarde van dit gebied van ondergeschikte betekenis is en dat het uitoefenen van landbouw aldaar dan ook een aflopende zaak is, hetgeen ik als "afge leide agrariër" in zekere zin kan onderschrijven. Wij vinden het plan acceptabel, omdat in het

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 1523