9 NOVEMBER 1976.
1544
heer Geene en voor mezelf, omdat ik precies wil we
ten hoe de situatie is om de verwijten dat wij
overal tegen zouden zijn te ontzenuwen. Met 95
van de besluiten die deze raad als gezamenlijk
hoogste bestuursorgaan neemt, zijn wij het eens,
met 2,5 van de voorstellen gaan wij na discussie
akkoord, terwijl wij het met 2,5 van de voorstel
len niet eens zijn omdat wij daarin een standpunt
zien dat mordicus tegen onze opvattingen ingaat.
Zo is onze lijn en ik houd dat voor mezelf bij om
het telkens weer duidelijk te kunnen maken.
De heer GEENE: Misschien is het beter dat ik
in mijn repliek op dit onderwerp inga. Anders zou
ik vrij veel tijd nodig hebben en zou ik mijn al
gemene beschouwingen niet eens binnen de gestelde
tijd tot een einde kunnen brengen.
Ik zei "onduidelijk" en "halfslachtig", omdat
je naar mijn mening als oppositiepartijen geen zit
ting kunt hebben in adviescommissies aan een colle
ge waarin je geen vertrouwen hebt en dat je in fei
te niet eens gedoogt. Wij ontkennen niet dat wij
van onze kant sterk hebben aangedrongen op deze
deelname. Wij hadden ons echter wel iets anders
van die deelname voorgesteld dan nu in de praktijk
blijkt. Het afgelopen jaar zijn wij meermalen uit*-
gedaagd door de oppositiepartijen om hun stelling
te onderschrijven dat Breda een programcollege
heeft, steunend op slechts twee partijen. Mijn
fractie heeft dit steeds ontkend en blijft dit
stelselmatig ontkennen, omdat wij vinden dat wij
een college hebben met een program en dat dat pro
gram mede het program van de twee oppositiepartij
en had kunnen zijn, Dat dit kan, is in de vorige
raadsperiode bewezen toen het college werd gecon
fronteerd met de zogenaamde "boodschap" van de ger-
hele raad, naar mijn mening r maar ik kan het mis
hebben in feite niets anders dan een program.
Men vreest de samenwerking, men wil anderen de ei^-
gen ideeën opdringen terwijl men weet dat we wonen
in een land, in een stad waar men zich geen partij