1559 9 NOVEMBER 1976. Het liberale ideaal, meer dan honderd jaar ge leden zo voortreffelijk door Thorbecke geformuleerd is nog steeds van kracht: "Doel van liberale poli tiek is bevordering van zelfstandige kracht,* zelf standige kracht in Provincie, Gemeente, Vereniging en Individu." Dit beginsel lijkt, gezien de steeds toenemende overheidsbemoeienis die vaak diep in kan grijpen in de persoonlijke levenssfeer van de mens, actueler dan ooit. Dit beginsel is ook van uitermate groot belang wanneer het gaat om de ver houding tussen landelijke overheid en lokale over heid, om de keuze tussen centralisatie en decentra lisatie. Hoe is het gesteld met de zelfstandige kracht der gemeente? Het moet me van het hart: het beeld is triest en troosteloos. Met name de laatste ja ren is de centralisatie voortgeschreden. Op tal van terreinen heeft verschuiving plaatsgevonden in macht en zeggenschap van het lokale niveau naar de centrale rijksoverheid. We kunnen die ontwikke ling afmeten aan tal van wetten, regelingen, voor schriften, circulaires en instructies die ook de gemeente Breda aan handen en voeten binden. Bij vele zaken is de gemeente een soort rijksfiliaal geworden, een doorgeefluik van centrale instruc ties en financiën. We zien dezelfde tendens als we kijken naar de geldstromen die van het rijk tot ons komen. In de totale middelen neemt het aandeel van de centrale beleidsbeïnvloedende middelen nog steeds toe, duidelijk ten koste van de vrij besteed bare middelen. Landelijk zijn de cijfers precies bekend. Wellicht wil de wethouder van financiën ze ook voor Breda geven. Er is echter alle reden om aan te nemen dat het plaatselijk beeld niet al te sterk zal afwijken van het landelijk beeld. Daarom van onze kant toch enige illustrerende cij fers over de periode 1972 - 1976. Het aandeel van de vrij besteedbare, algemene uitkering uit het gemeentefonds daalde in die pe riode van 35,3 in 1972 tot 30,6 in 1976. Het aandeel van de gerichte doeluitkeringen en de an-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 1559