1571
9 NOVEMBER 1976.
lefonische contacten met deze gemeente is mij geble
ken dat hier toch wel goede resultaten kunnen worg
den bereikt. Hoewel we weten dat in Breda ook aan
dacht is en wordt geschonken aan deze problematiek
helaas niet zonder trammelant hoopt mijn frac
tie dat de wethouder van sociale zaken hierop nog
eens wat dieper zal ingaan. Met name zou ik hem de
suggestie willen meegeven om de ervaringen in ande
re gemeenten na te gaan en hem willen wijzen op de
kennelijke mogelijkheid tot rijkssubsidie voor dit
soort zaken ingevolge artikel 36 van de wet werk
loosheidsvoorzieningen; één van de ambtenaren in
de drie bovengenoemde gemeenten wees mij op deze
mogelijkheid.
3. Vorig jaar heb ik namens de V.V.D.-fractie
uitvoerig gepleit voor de instelling van sociale
controleurs, die ten aanzien van misbruik van so
ciale voorzieningen de vinger op de pols kunnen
houden. Het antwoord van de wethouder was toen niet
onwelwillend. Helaas heeft de raad sindsdien niets
meer gehoord. We hebben alleen procedureel iets
in de commissie gedaan. Mijn fractie verlangt
de argumenten behoeven geen herhaling een duide
lijke toezegging op dit punt. Als deze niet komt,
zullen wij genoodzaakt zijn een uitspraak aan de
raad te vragen of in de toekomst een ander initia
tief te nemen.
Op het gebied van de ruimtelijke ordening wil
ik namens de V.V.D.-fractie een tweetal zaken aan
de orde stellen, in de eerste plaats de eventuele
aanwijzing van Breda als groeistad. Als bijdrage
tot de zo noodzakelijke discussies over de gevolgen
van de verstedelijkingsnota voor West-Brabant,
stadsgewest en Breda wil ik een paar uitgangspunten
formuleren.
1Een aanvaarding van de plannen inzake de
Haagse Beemden, inclusief de financiële steun van
het rijk, mag en kan niet betekenen dat Breda hier
mee min of meer automatisch als groeistad wordt
aangewezen.
2. Bij de afzonderlijke discussies over de