9 NOVEMBER 1976.
1580
stellen en duidelijker moeten zijn; dan zal de be
langstelling voor de politiek toenemen. Je moet ook
niet wachten tot de mensen naar je toe komen, maar
je moet ze actief gaan benaderen en dat is nu juist
wat ontbreekt.
Ik vroeg me zojuist af waarop de heer Geene,
en in zijn navolging ook het college, baseert dat
de overgrote zwijgende meerderheid het bestuur het
liefst zou overlaten aan de gekozenen in de raad.
Het lijkt erop, zo zei ik, dat deze redenering
wordt gevolgd, omdat zij kan worden gebruikt om in
spraak en medezeggenschap tot een minimum te beper
ken. Men doet zich voor, alsof men als echte demo
craten wil waken over de belangen van de arme ver
drukte zwijgende meerderheid. Wij vragen ons ech
ter af of men hiermee geen politiek misbruik maakt,
van degenen die hun stem niet hebben laten horen.
Ik weet niet of dat democratie is, misschien is
het woord "demoncratie" hier beter op zijn plaats.
Ik kom toe aan enkele opmerkingen over de de
mocratisering van het ambtelijk apparaat en de de
centralisatie van het bestuur. We leven in een sa
menleving die voortdurend in ontwikkeling is en
die zich steeds wijzigt. Deze structuur van de sa
menleving vergt van de ambtenaren veel aanpassings
vermogen. Niet alleen op technisch niveau doen zich
enorme ontwikkelingen voor, maar ook op maatschap
pelijk terrein is alles in beweging. Om deze ont
wikkelingen te kunnen blijven volgen is het nood
zakelijk dat een aantal zaken worden vastgelegd.
Wij denken hierbij aan opleiding en bijscholing,
maar ook aan delegatie van bevoegdheden, medezeg
genschap, een zo open mogelijk promotiebeleid en
een open beoordelingssysteem. Een en ander zou kun
nen worden vastgelegd in een personeelsstatuut. De
gemeente moet als grootste werkgever van deze stad
in dezen geen afwachtende houding aannemen, doch
initiatieven nemen bij het georganiseerd overleg
en de vakbonden. Gaarne vernemen wij hierover de
mening van de wethouder van personeelszaken.
Als we de geschiedenis van de mens nagaan,