9 NOVEMBER 1976.
1604
worden aangebracht en wijkactiviteiten zullen tot
een minimum moeten worden teruggebracht. Het is een
somber beeld dat moet worden geschetst, maar het
kan helaas niet anders. De strijd voor een gelijk
waardige samenleving zal daardoor zeker ook plaat
selijk harder worden.
Op financieel gebied heeft de verhoging van
de onroerend-goedbelasting nogal wat stof doen op
waaien. Het is in feite toch onvoorstelbaar dat
het college deze verhoging heeft gehandhaafd, te
gen de opvattingen van alle fracties in. Over het
serieus nemen van de raad gesproken! In dit ver
band moeten we even teruggaan naar de invoering van
de onroerend-goedbelasting die enige jaren geleden
plaatsvond. Door alle fracties is toen betoogd dat
die belasting geen dienst zou mogen doen als melk
koetje om gaten te dichten. Wat doen we echter nu
we in moeilijkheden verkeren? Het eerste dat we
aangrijpen is het verhogen van de onroerend-goed
belasting. Dat alleen is naar de opvatting van on
ze fracties al reden om aan die verhoging niet mee
te werken, maar er spelen ook nog andere dingen
een rol. Door de verhoging krijgen namelijk de
meest kwetsbare groepen de zwaarste lasten te dra
gen. Voorts is de verhoging in strijd met de af
spraken voor een sober en doelmatig prijs- en loon-
beleid. Bovendien wordt de kleine huizenbezitter
opnieuw getroffen. Van onze kant is er steeds op
aangedrongen dat de onroerend-goedbelasting en
zeker de nog beschikbare ruimte MET de burgerij
zou worden ingevuld, opdat duidelijke keuzen zouden
kunnen worden gedaan. Zoals wij er nu over denken,
zijn wij tegen de verhoging van de onroerend-goed
belasting. Daarover hebben we een brief aan het
college geschreven die wellicht tijdens de beant
woording aan de orde zal komen. De verhoging is in
strijd met de afspraken en in het licht van het
loon- en prijsbeleid niet juist.
Ik nader het einde van mijn betoog en wil na
mens onze fracties de vier volgende opmerkingen
maken.