1607 9 NOVEMBER 1976. De VOORZITTER: Dames en heren. Ik geloof dat je als voorzitter van de raad in de eerste plaats belangstelling voor de bestuurlijke aspecten moet hebben. De voorzitter van de raad moet proberen de bestuurlijke aangelegenheden zo goed mogelijk te leiden en er het beste van te maken wat ervan te maken is. In dat verband is het enigszins overbodig te constateren dat er in deze raad van de gemeente Breda nogal forse tegenstellingen bestaan. Men komt tot de conclusie dat men eigenlijk bestuurlijk met het bestaande moet leren leven. Er zijn in de raad politieke tegenstellingen en tegenstellingen in maatschappijvisie, waarvan ik ik moet bekennen: een beetje contre coeur moet constateren dat het nu eenmaal de feiten zijn en dat het heel moeilijk is ze te overbruggen. Dat laatste mag op politiek gebied ook zeker niet van mij worden verwacht. Bij dit alles moet het naar mijn mening al tijd mogelijk zijn en blijven dat de raad en de commissies volgens echte democratische spelregels functioneren. Dat betekent dat in ieder geval de meerderheid respect moet hebben voor de minderheid en voor de inbreng van de minderheid. Ook het om gekeerde geldt: de minderheid moet respect hebben voor de meerderheid. Tenslotte vallen dan de beslis singen. Niet ieder in deze raad is in het college van burgemeester en wethouders vertegenwoordigd, in de commissies van advies en bijstand de heer Geene heeft daar terloops op gedoeld is dat WEL het geval. Men zou een theoretische redenering kun nen opzetten, inhoudende dat dit laatste niet ge wenst of nodig zou zijn, maar ik moet de heer Geene zeggen dat ik met de bestaande situatie toch wel heel erg gelukkig ben, omdat juist op die manier ook een minderheid welke dat ook moge zijn haar invloed op het bestuur kan aanwenden. Er is gesproken over het besturen en het functioneren van het college van burgemeester en wethouders; ik voel mij verplicht in te gaan op het geen over de bestuurlijke bedoelingen van ons col lege is gezegd. Wij zouden technocratisch zijn en

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 1607