9 NOVEMBER 1976.
1620
geven. Ik meen dat er op die manier een vorm van
inspraak en participatie in het gebeuren zelf tot
stand kan komen. Het welslagen van de activiteiten
is onder meer afhankelijk van de mentale bereid
heid van de medewerkers om hun werk in die geest
uit te voeren. Een belangrijke factor wordt voorts
gevormd door de financiële mogelijkheden die de
rijksoverheid en de lokale overheid voor dit werk
beschikbaar kunnen stellen. Het kritisch volgen
van de activiteiten, in het bijzonder door het ge
hele onderwijsveld, is naar mijn mening belangrijk,
omdat juist bij nieuwe diensten, bij groeidiensten,
geen misgroei van betekenis mag plaatsvinden.
Het is bekend dat er in den lande diensten
zijn waar spanningen worden gevoeld. Ik meen te mo
gen zeggen dat wij in Breda op dit ogenblik nog
een goede naam hebben. Het zal zaak zijn die te
behouden en de ontwikkeling te beheersen. In het
bijzonder in dat verband kan de aanstelling van een
beleidsmedewerker urgent worden geacht.
De heer Dees heeft gesproken over een onder
zoek naar de mogelijkheid en de wenselijkheid van
de instelling van een commissie ex artikel 61 van
de gemeentewet voor het kleuter- en basisonderwijs.
Ik ben graag bereid een dergelijk onderzoek op gang
te brengen, maar mijn eerste indruk is dat hierover
op korte termijn geen rapport zal kunnen verschij
nen. Het interimrapport-Londo wordt bestudeerd. Men
weet dat er in dat rapport voorstellen met betrek
king tot de financiering worden gedaan en dat een
modelschool wordt geïntroduceerd. De stelling dat
het bijzonder onderwijs goedkoper zou zijn dan het
openbaar onderwijs, die de heer Dees heeft genoemd,
is, zoals bekend, al enigszins bekritiseerd, in het
bijzonder door de Stichting Onderzoek Overheidsuit
gaven, omdat zij in het rapport te weinig onder
bouwd zou zijn. We moeten echter nog een ander
facet onderscheiden, namelijk de vraag op welke
wijze de betrokkenheid van de ouders bij het onder
wijs het meest tot haar recht kan komen. Persoon
lijk ben ik er sterk van overtuigd dat het gewenst