1625
9 NOVEMBER 1976.
male huizen op een bedrag van 6,a 7,
voor de eigenaar-bewoner neerkomt. Ik beantwoord
daarmee tevens een vraag van de heer Crul die daar
op eveneens is ingegaan.
Ik geloof dat ik in het voorafgaande in grote
lijnen inzicht in de risico's van deze begroting
heb gegeven, maar ik moet daarbij nog enige aante
keningen maken. Met gedeputeerde staten hebben wij
een jaar geleden afgesproken dat wij op basis van
de eigen prognoses ons beleid zouden kunnen voeren.
Daarvoor golden echter twee voorwaarden. In de eer
ste plaats zou de saldireserve in staat moeten
zijn het risico op te vangen, hetgeen op dit ogen
blik het geval is. In de tweede plaats zouden we,
zodra we harde cijfers zouden hebben, bij de eerst
volgende begrotingsbehandeling op een lager niveau
moeten starten. Dit houdt in dat we nu al moeten
vaststellen dat we volgend jaar op een niveau moe
ten starten dat minimaal 500.000,lager ligt.
Voorzichtigheidshalve men weet hoe wethouders
van financiën zijn.' tel ik daar nog wel enkele
honderdduizenden guldens bij; we zullen volgend
jaar op een lager niveau moeten starten en nu ik
dit namens het college heb medegedeeld, zal de raad
er naar ik aanneem wel mee instemmen.
Over de permanente saneringscommissie zou ik
het volgende willen zeggen. Men weet dat wij een
saneringscommissie hebben gehad en dat de resulta
ten van de activiteiten van die commissie in deze
raad zijn behandeld. We hebben toen afgesproken
dat een en ander in de budgetten nader zou worden
uitgewerkt en in de commissies aan de orde zou ko
men. In onze methodiek hebben we eigenlijk gekozen
voor de versterking van de financiële verantwoor
delijkheid van de functie, ook binnen het apparaat,
op de plaats waar een beoordeling mogelijk is. Ik
meen dat er aanwijzingen zijn dat de gang van za
ken waarvoor we hebben gekozen, wel goed werkt. Het
zou misschien anders kunnen en als de nood heel
hoog wordt, is dat misschien noodzakelijk, maar ik
zou het bijzonder op prijs stellen als wij er te-