9 NOVEMBER 1976.
1626
zamen met de funties, met inachtneming van de ver
antwoordelijkheid van de individuele leden van het
college, als gezamenlijk college in zouden slagen
het oude hout te kappen. Op die manier en dat
gebeurt al in bepaalde budgetten kan kans aan
nieuwe ontwikkelingen worden gegeven, want het is
duidelijk dat de opstapelmethodiek tot een volstrekt
hopeloze situatie leidde.
De functie van de onroerend-goedbelasting
waarop ik al even ben ingegaan, is het scheppen van
mogelijkheden voor de gemeente tot het ondernemen
van activiteiten die zij in afweging belangrijk acht.
Dankzij de onroerend-goedbelasting kan de gemeente
daarvoor op het gebied van haar eigen belastingen
ruimte scheppen. Het is bekend dat er nogal wat
ruimte te creëren is en bij de beantwoording van
de vraag of dit moet gebeuren, moet er rekening
mee worden gehouden dat we met de verhoging die
we dit jaar hebben toegepast waarschijnlijk al
ruim bij de prijsstijging achterlopen. Eigenlijk
hebben we met de raad afgesproken dat weals we
zouden achterlopen, tot bijstelling zouden over
gaan.
De heer Crul heeft gezegd dat de onroerend-
-goedbelastingverhoging tegen de opvatting van al
le fracties zou zijn; ik neem aan dat daarbij
sprake is van een misverstand. Ik heb althans ge
hoord dat namens één raadsgroepering is gezegd dat
zij, zoals zij nu tegen de verhoging aankijkt, er
de grootst mogelijke moeite mee heeft en er tegen
is; ik doel dan op de woorden van de heer Crul. An
deren hebben eveneens gezegd dat zij met de verho
ging de grootst mogelijke moeite hebben. Misschien
heeft de heer Crul het oog gehad op hetgeen zich in
de commissie financiën heeft afgespeeld waar is ge
vraagd of het college zou willen overwegen waar het
de rode streep zou willen trekken en waar de heer
Suurmeijer zich heeft afgevraagd of het reëel was
dat van het college te vragen. Ik wijs erop dat
daar geen opvatting van de fractie in het geding is,
doch de opvatting van leden van een adviescommissie