9 NOVEMBER 1976.
1630
duidelijkheid niet is toegenomen. Misschien moet de
heer Kaarsemaker alles nog eens nalezen en netjes
op een rij zetten.
Ook uit de algemene beschouwingen van de heer
Crul heb ik nog iets aangetekend. Ik doe daar maar
een greep uit, want er staat ZO veel in dat ik het
natuurlijk niet allemaal kan citeren. De heer Crul
heeft gesproken over de gevestigde belangen die
vooral in confessionele en liberale kringen worden
gekoesterd en beschermd. Ook heeft hij een opmer
king gemaakt over het "technocratische en maatschap-
pijvreemde" optreden van het college en de meerder
heidsfracties. Voorts heeft hij gezegd dat het
C.D.A. en V.V.D. de gemakkelijke traditionele weg
kiezen van het bijspijkeren van het historisch ge
groeide beleid. Er zou worden voortgegaan met on
verantwoorde prestige-objectentot meerdere eer
van de hoofdstadsgedachte; ik dacht even "het zal
tot meerdere eer van van het college zijn", maar
dat was het niet. In dit verband heeft
de heer Crul onder meer genoemd: de rioolwaterzui
vering, het hoogspoor en de gemeentelijke huisves
ting. Als je dit alles zo hoort en leest, heeft het
er de schijn van dat dit college de schuld van alle
fouten in Breda is. Het lijkt mij echter dat dat
gewoon niet waar kan zijn.
Ik zou de heer Crul willen aanraden alle stuk
ken nog eens na te lezen. Wie heeft er aan die be
sluitvorming meegedaan? Welke partijen hebben de
verantwoordelijkheid daarvoor gedragen? Wat waren
de werkelijke motieven bij die besluitvorming? Als
we dan over de rioolwaterzuivering spreken, dan
moeten we misschien zeggen dat Breda in het kader
van de milieubehartiging voorop heeft gelopen. Het
heeft daarmee WEL een risico op zijn nek genomen,
maar ik zou de situatie wel eens willen zien als
er niet op initiatief van Breda een rioolwaterzui
vering tot stand was gekomen. Het project-hoogspoor
diende om de scheiding tussen het noordelijk stads
deel enerzijds en het centrum en het zuiden van de
stad anderzijds op te heffen. De leefbaarheid van