9 NOVEMBER 1976.
1646
lijk erg onder de indruk van hetgeen mevrouw Paulus-
sen over de mondiale solidariteit heeft gezegd, maar
ik vind dat we niet voorbij mogen zien aan een vorm
van solidariteit die we op beperkter schaal op na
tionaal niveau in de praktijk kunnen brengen, wan
neer we een bijdrage kunnen leveren mits deze
verantwoord is aan een woon- en leefsituatie
van mensen in de randstad.
Een soortgelijke opmerking zou ik kunnen maken
over hetgeen door P.v.d.A./P.P.R. en naar ik meen
ook, zij het in andere zin, door het C.D.A. is ge
zegd over de centrumfunctie van Breda. Wat de heer
Crul daarover heeft gezegd, past in de categorie
van de jegens de raad enigszins misleidenden opmer
kingen, die mijn collega Broeders zo treffend heeft
omschreven. De heer Crul moet mij niet kwalijk ne
men, maar wij pretenderen geen hoofdstad van West-
-Brabant te zijn. Die terminologie hebben we al
lang opgegeven. West-Brabant heeft een hoofdstad
nodig, maar dat hoeft Breda niet te zijn. Hoofdzaak
is dat het niet alleen in het belang van Breda maar
in het belang van elke inwoner van West-Brabant is
dat hier eengemeente is die een centrumfunctie kan
uitoefenen omdat zij onder meer op basis van haar
inwonertal in staat is een voorzieningenpatroon
voor geheel West-Brabant te bieden. Ook dat is mijns
inziens een vorm van solidariteit waarover het col
lege geen verwijten in termen van hoogmoedswaanzin
moeten worden gemaakt. Men moet hierover spreken in
termen van zorgen voor elkaar en bezorgdheid voor
de medebewoners van het West-Brabantse. Ik heb be
grepen dat de heer Geene dat bedoelt, als hij zegt
dat het voorzieningenpatroon in Breda voor geheel
West-Brabant van belang is.
Vervolgens wil ik enkele korte opmerkingen ma
ken over de Haagse Beemden, omdat die naam nu een
maal is genoemd. Omdat we daarover op 9 december
uitgebreider zullen gaan praten, wil ik mij beperken.
Ik wijs erop dat de raadsleden vanavond op hun ta
fel het logboek, deel 2, hebben aangetroffen, in
het kader van de juiste informatie aan de raad die