1653 9 NOVEMBER 1976. dat we moeten nagaan welk effect het wèl aansluiten op de Bredase situatie heeft. Ik zou de raad in overweging willen geven in de discussies van de ko mende dagen hieraan adhesie te betuigen. Het aan sluiten van de omleiding Ulvenhout op de doorgetrok ken rijksweg 58 is in de huidige situatie de enige oplossing waarmee het doorgaand verkeer op de Markt van Ginneken en op de Allerheiligenweg kan worden beperkt. Een ieder die van Ulvenhout omhoog gaat naar het wegenstramien van Breda zal bij een aan haking omlaag gaan en via de doortrekking van rijks weg 58 op het verkeerswegenpatroon rondom Breda komen te zitten. Dat is een belangrijke zaak. Uit een kentekenonderzoek dat de provincie heeft gehou den moge blijken dat dit neerkomt op een beperking van het doorgaand verkeer met 35 ten opzichte van de huidige situatie. Ik teken daarbij aan dat men niet bevreesd hoeft te zijn voor een invalsweg vanuit het Oostbelgische industriegebied, aangezien rijkswaterstaat dezer- dagen heeft besloten de om leiding Goirle aan te leggen, terwijl de Belgische regering het besluit heeft genomen dat de daarop aansluitende wegen in België het traject Turn hout - Poppel zal worden verzwaard. De afvoer van het aanbod van het industrieverkeer uit het oosten van België zal zich daardoor gaan voltrek ken via de route Turnhout-Poppel-Goirle-Tilburg en vervolgens op de wegenpatronen naar Utrecht of Rot terdam komen. Ik maak mijn excuses dat ik op dit alles nog al gedetailleerd inga, maar de heer Dees heeft het gedetailleerd gevraagd en dan heeft hij recht op een antwoord. Mijn conclusie is dat we voor de aansluiting van de S 11 op rijksweg 58 moeten pleiten en dat er geen angst voor het doorgaand verkeer hoeft te zijn. Een ander punt is de problematiek, naar boven, die naar ik meen voor Breda interessanter is. Als rijksweg 58 wordt doorgetrokken, als de S 11 wordt aangehaakt en als wij aan de omleiding Ulvenhout adhesie betuigen, doet zich nog het probleem voor

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 1653