9 NOVEMBER 1976.
1654
van een gedeelte op Bredaas grondgebied,
namelijk de voortzetting van de omleiding Ulvenhout
in de richting van de Allerheiligenweg. De discus
sie is openbaar geweest en men weet dat er drie
alternatieven zijn. Het alternatief van de provin
cie zou kunnen worden omschreven als de weg dwars
door de Bieberglaan. Het alternatief van de dienst
openbare werken houdt in: een voortzetting van de
omleiding Ulvenhout zo dicht mogelijk tegen het
Markdal aan. Daarnaast is er een alternatief waar
op de dienst openbare werken heeft gewezen en dat
in het bijzonder wordt bepleit door de Brabantse
Milieufederatie en de Stedebouwkundige Adviesraad:
dat alternatief houdt in dat in feite niets wordt
gedaan maar dat gebruik wordt gemaakt van de be
staande Ulvenhoutselaan.
De situatie is nu als volgt. Het college heeft
mij gemachtigd met het provinciaal bestuur te on
derhandelen op basis van de omleiding zo dicht moge
lijk tegen het Markdal aan. Het provinciaal bestuur
blijft op zijn standpunt staan en heeft kortgele
den getracht dat standpunt te onderbouwen met rap
porten terzake van de waardering van het landschap.
Het merkwaardige is dat de landschapswaardering ten
aanzien van beide tracé1s het tracé door de
Bieberglaan en het alternatief van Breda vrij
negatief uitvalt, en niet ten onrechte, aangezien
het enige voordeel van het Bredase alternatief is
dat de herstellingskansen voor het milieu groter
zijn dan bij uitvoering van het door de provincie
bepleite traject. De resultaten van het gesprek van
vanmorgen zijn globaal aangeduid de volgende: er is
een vrij onwrikbare situatie; er blijkt volstrekte
overeenstemming te zijn tussen het gemeentebestuur
van Nieuw-Ginneken en het provinciaal bestuur over
de voortzetting op Bredaas gebied, mijns inziens
een enigszins merkwaardige situatie; de P.P.D. be
trekt op voorhand dezelfde stellingen. Ik heb mede
gedeeld dat ik het college hierover zal informeren,
dat we advies zullen vragen aan de commissie ruimte
lijke ordening en de Stedebouwkundige Adviesraad,