9 NOVEMBER 1976.
1662
dat het toch wel aardig is als de raad merkt dat ik
in ieder geval genuanceerd met hem van mening ver
schil over de vrijwilliger van vandaag. Ik denk het
zelfde over het belang dat wij aan het vrijwilligers
werk moeten toekennen, maar ik geloof niet dat de
heer Geene helemaal gelijk heeft met zijn stelling
dat de tijd, waarin de mensen uit betrokkenheid
en bewogenheid hun vrije tijd aan het welzijn van
anderen besteedden, voorbij schijnt te zijn. Er is
naar mijn gevoel geen sprake van achteruitgang van
het vrijwilligerswerk. Wèl is onder invloed van de
maatschappelijke veranderingen een andere situatie
ontstaan; men komt de vrijwilliger op veel meer
plaatsen tegen dan vroeger het geval was en waar
men hem tegenkomt, is hij niet alleen maar gericht
op de mens in een vrije tijd-situatieIk noem in
dit verband: de adviesraden, besturen van kinder
centra, ouderparticipatie bij het onderwijs, school
besturen, besturen van gemeenschapshuizen, de deel
name aan inspraak, wijkcomitésverenigingsbestu
ren en allerlei andere activiteiten die er in het
verleden niet waren of tamelijk autoritair werden
geregeld dan wel waarin de kerk een zeer belangrijke
rol speelde. Overigens heeft de heer Geene er gelijk
in dat de professionele krachten op dit ogenblik
niet weg te denken zijn. Door de toegenomen com
plexiteit van het werk en de omgang met mensen is
het vrijwilligerswerk dermate onder druk komen te
staan, dat vele activiteiten niet meer door vrij
willigers alleen kunnen worden verricht, omdat er
een specifieke deskundigheid nodig is en/of omdat
aan allerlei elementen zoals de begroting, de ad
ministratie en de verantwoording de nodige voor
waarden moeten worden gesteld. Ik zou met de heer
Geene èn met collega De Raaff wel eens van gedach
ten willen wisselen over de vraag of de vrijwilli
ger er zelf nu wel zo'n behoefte aan heeft door de
overheid beter in kaart te worden gebracht. Ons
college laat daar geen enkel verschil van me
ning over bestaan is overigens geheel overtuigd
van het belang van het vrijwilligerswerk. De samen-