9 NOVEMBER 1976.
1666
door het N.E.I, als redelijk optimaal wordt aange
merkt.
Ik kom toe aan de opmerkingen van P.v.d.A./
P.P.R. en aan de vraag of daar überhaupt enige aan
dacht aan zou moeten worden besteed. Ik doe dat wèl
niet omdat ik veronderstel ook maar enige wijziging
in de standpunten te kunnen bewerkstelligen, maar
omdat de stellingname te absurd en onzinnig is om
voorbij te laten gaan. Hoe de partijpolitieke stand
punten ook mogen zijn, laten we vooral proberen de
eigen taak en functie goed te regelen en niet, zo
als de heer Crul doet, te vluchten in landelijke
vraagstukken. Vanuit de stelling dat vrije onderne
mingsgewijze produktie en dienstverlening de wortel
van alle kwaad is, komt de heer Crul tot overheids
controle als doel op zich en niet als middel om het
welzijn van de bevolking te bevorderen. Nergens is
tot nu toe gebleken dat door overheidscontrole in
de zin zoals de heer Crul bedoelt, de bevolking
er beter op is geworden. Vrijheid is geen wille
keur en ieder zinnig mens weet zich gebonden aan
regels, houdt rekening met andermans welzijn; dat
geldt ook in en buiten de onderneming.
Wij zijn danig teleurgesteld over de "uitsmij
ter" aan het eind van het betoog van de heer Crul.
Het is ongelooflijk op welk niveau blijkens deze
passage de fracties van P.v.d.A. en P.P.R. de dis
cussie op dit terrein wensen aan te gaan. In de di
verse werkgelegenheidsnota1s is uitgegaan van de
behoefte aan volledige, aan mens en stad aangepas
te arbeid. Voortdurend wordt getracht dit beleid
te concretiseren, duidelijk en expliciet. De werk
gelegenheidsnota s de nota werkterreinen van juli
1976, de kantorennota en het NEI-rapport zijn
daarvan overduidelijke voorbeelden. Een open discus
sie over het beleid in dit opzicht is steeds moge
lijk geweest. In die discussie hebben het college
en de totale raad elkaar steeds kunnen vinden, ter
wijl ook in de N.V. BRIM sprake is van een open dia
loog. Ondanks soms voorkomend verschil van inzicht
over procedures en ondanks soms optredende verschil