11 NOVEMBER 1976. 1677
(Middag)
De heer GEENE: Ik was een paar procent kwijt.'
De heer Oomen stelt dus dat hij het met 95 van
de collegevoorstellen zonder meer eens is, dat over
2h van de voorstellen eerst nog wel eens moet
worden gesproken waarna men ook daaraan steun kan
verlenen en dat men tegen de resterende 2h van
de voorstellen is. Die resterende voorstellen heb
ben dan betrekking op de Haagse Beemden of de
binnenstad.
De heer WELSCHEN: Ik wil even vaststellen dat
de resterende voorstellen meestal de belangrijkste
voorstellen zijn of zelfs verreweg de belangrijk
ste voorstellen en ook de voorstellen, waarbij
de politieke tegenstellingen naar voren komen.
Met het alleen aangeven van een aantal kan dus niet
worden aangeduid, dat wij het college praktisch
in alles volgen; dat is niet helemaal juist. Tech
nische voorstellen volgen wij voor zo ver ze goed
zijn en hetzelfde geldt voor vele andere voorstel
len, maar de belangrijke politieke tegenstellingen
zijn in de genoemde 2h verzameld. Qua aantal is
het niet veel, qua omvang is het enorm.
De heer GEENE: Dat is dan de zoveelste typi
sche duidelijkheid van de kant van de oppositie.
De één stelt dat de oppositiepartijen 95 van de
collegevoorstellen volgen waaruit blijkt dat zij
het helemaal niet zo oneens zijn met het college,
de ander zegt dat het nu net in de uiteindelijk
resterende 2h zit. Hierover kunnen wij natuur
lijk van mening blijven verschillen, ik constateer
alleen maar dat in ieder geval een groot deel van
de 2h. betrekking heeft op objecten waarover de
oppositiepartijen nu eenmaal een andere mening heb
ben, maar met betrekking waartoe zij ook nog nooit
hebben kunnen aangeven hoe het beter zou kunnen.
In feite moet ik hier nadrukkelijk vaststellen,
dat de federatie het voor meer dan 95 eens is
met het door dit college gevoerde beleid en het
is voor ons dan ook volstrekt onduidelijk wat de