1694 11 NOVEMBER 1976.
(Middag)
rijksregelingen, overgaan tot verkoop van
delen van hun woningbestand aan de bewo
ners en
c. de raad een nota over deze problematiek
aan te bieden,
en gaat over tot de orde van de dag.
Voldoende ondersteund zijnde maakt de motie
mede onderwerp van beraadslaging uit.
De VOORZITTER: U kent de afspraak die gemaakt
is met betrekking tot de behandeling van de inge
diende moties en de stemming daarover. Het laatste
gebeurt aan het eind van onze beschouwingen.
De heer DEES: Wat de financiële aspecten be
treft heb ik in eerste termijn al gezegd, dat mijn
fractie de grootst mogelijke bezwaren heeft tegen
de structurele verhoging van de onroerend-goedbe-
lasting. Ik had ook aangekondigd dat er, afhanke
lijk van het antwoord van uw college, ter zake con
crete voorstellen van de kant van onze fractie
zouden komen. De wethouder heeft er sprekend over
de onroerend-goedbelasting op gewezen, dat de prijs
stijging wel eens groter dan 8 zou kunnen blij
ken te zijn en inderdaad moet worden geconstateerd
dat de prijsstijgingen volgens de nieuwste gegevens
wel eens ruim 9 zouden kunnen belopen. Het is niet
onlogisch daarmee rekening te houden en dat is er
ook de reden van dat wij, mede namens het C.D.A.,
een wijzigingsvoorstel willen indienen, in de eer
ste plaats inhoudende dat de structurele verhoging
van de onroerend-goedbelasting ongedaan wordt ge
maakt doch dat de bedragen anderzijds dienen te
worden aangepast aan de nieuwe ramingen die met
betrekking tot de prijsstijgingen aanwezig zijn.
De dekking voor deze lastenverlichting in de sfeer
van de onroerend-goedbelasting zouden wijzoals
wij voorstellen, willen vinden in de post onvoor
ziene uitgaven. Het amendement is door de vereiste
vier leden ondertekend.