11 NOVEMBER 1976. 1705
(Middag)
betrekking hebben.
De V.V.D. is erg bang voor centralisatie en
kiest uitdrukkelijk voor decentralisatie in het ka
der van het beleid. De heer Dees moet, beter dan
wie ook in deze zaal, weten dat staatssecretaris
Meijer met voortvarendheid aan decentralisatie van
het welzijnsbeleid werkt. Het eindpunt van dit pro
ces zal de inwerkingtreding zijn van een kaderwet
specifiek welzijn en in die overgangsperiode worden
bestaande subsidieregelingen van het rijk omgezet
in rijksbijdrageregelingen. Hoe speelt Breda daar
op in? Dit heeft met meerdere portefeuilles te
maken; zijn de hierbij betrokken wethouders ik
denk hierbij aan de wethouders van cultuur, van
maatschappelijke dienstverlening en van jeugd en
sport ter zake al met voorbereidend werk bezig
en hoe denkt men hierover? Ons inziens ligt hier
heel duidelijk een taak voor met name de wethouder
van cultuur op het gebied van de permanente educa
tie omdat namelijk in het kader van de decentrali
satie aan het plaatselijk niveau wordt gevraagd
tot een plaatselijk educatief netwerk te komen,
evenals met voorstellen voor het plaatselijk vor-
mings- en ontwikkelingswerk.
Onzerzijds is er gepleit voor extra aandacht
voor de achtergestelden en de achterblijvers, waar
op wethouder Sandberg heeft gezegd: neen, geen in
stituut voor kansarmen, wij willen ons in het beleid
niet afvragen waarom mensen en groepen zijn achter
gebleven. Daarin klinkt zelfs door, dat er in onze
samenleving geen achtergestelden en achterblijvers
zijn.
Wethouder SANDBERG: Dat heb ik nimmer gezegd)
Mevrouw PAULUSSEN: Het klinkt erin door)
Ik zou de wethouder en ook het college willen
vragen wat ik moet doen met het eerste advies van
de commissie bevordering plaatselijke educatieve
netwerken, een advies van een landelijke groep be
staande uit naar ik meen vertegenwoordigers van drie