11 NOVEMBER 1976. 1709
(Middag)
gezegd, dat u de huidige situatie in feite als een
gegeven beschouwt. Dat hebt u zelfs tweemaal naar
voren gebracht inzake de huidige situatie in de
raad, in de commissies en ook daarbuiten, waaraan
u hebt toegevoegd dat het college nu eenmaal uit
vertegenwoordigers van twee partijen bestaat en dat
het nu de vraag is of de minderheid aan haar trek
ken komt waarop zij toch recht heeft. Eergisteren
heeft u dat nog eens herhaald, niet met dezelfde
woorden maar naar ik meen wel met dezelfde bedoe
lingen. Daarom is het mijns inziens goed nog eens
terug te komen op het overleg tussen de fractievoor
zitters, dat eind van het vorig jaar de heer
Geene moet alle papieren nog maar eens nakijken
na een bepaald incident tot ongeveer april van dit
jaar heeft plaatsgevonden. Ik meen te mogen consta
teren de heer Dees is er niet altijd bij ge
weest dat er in eerste instantie toch goede ge
sprekken zijn gevoerd, waarbij is gezegd dat er
toch mogelijkheden zouden zijn om zeker wat de
feitelijke werking van de raad betreft bepaalde af
spraken te maken. Nu is echter uit de algemene be
schouwingen van de heren Dees en Geene gebleken
dat zij niet begrijpen waarom er geen compromissen
kunnen worden gesloten en er geen overleg kan zijn.
Wij hebben destijds direct na het incident het
initiatief tot besprekingen genomen om inderdaad
dat is vanaf het begin tot het eind de bedoe
ling geweest tot een verbetering van het func
tioneren van de raad te komen en daarom begrijp ik
er niets meer van mevrouw Paulussen heeft hier
over ook al gesproken wanneer de heren Geene
en Dees zich nu verongelijkt voelen. Uit de gege
vens die wij op tafel hebben gelegd is gebleken,
dat wij met een belangrijk deel van de bestuursbe
sluiten meegaan, maar natuurlijk hebben wij -- dat
is bekend ten aanzien van een aantal zeer be
langrijke aangelegenheden een andere visie. Dit is
een basis waarop je naar ons oordeel toch wel moet
kunnen samenwerken en om daarmee een nieuwe start
te maken hebben wij onzerzijds initiatieven genomen