1722 11 NOVEMBER 1976.
(Middag)
dan de prijzen te laten stijgen of zelfs structu
reel te verlagen. Nogmaals, met het principe zijn
wij het eens, maar mogelijkheden hiertoe zijn naar
mijn mening nauwelijks aanwezig. Mochten zich moge
lijkheden voordoen dan zijn wij natuurlijk bereid
belastingen eventueel te verlagen.
Met betrekking tot de rapportering voor
1 mei 1977 zou ik het volgende willen zeggen. Als
het zo wordt bedoeld dat bij de bepaling van de
capaciteit voor 1978 en volgende jaren een passage
hieromtrent in de mededeling moet worden opgenomen,
dan wil ik ter zake wel een toezegging doen. Ik
zou het dus zo willen verstaan, dat de mededeling
komt bij de capaciteitsbepaling voor 1978 en vol
gende jaren en in deze zin uitgelegd hebben wij
geen bezwaar tegen de motie.
Ik heb begrepen dat, als er van progressieve
zijde iets wordt verteld dat maakt het voor mij
wat gemakkelijker dat eigenlijk de mening is
van de fractie als zódanig en dan mag ik aannemen,
dat er nu aan progressieve zijde ook ruimte is in
hoofd en hart die door anderen gevuld kan worden,
dat er ook bereidheid is tot luisteren. Ik wil
graag proberen daarvan gebruik te maken om inder
daad enige vulling aan te brengen. Mevrouw Paulus-
sen heeft gesteld dat het zich verongelijkt voelen
in de antwoorden van het college duidelijk naar
voren komt. Misschien heeft zich dat hier en daar
inderdaad wel gemanifesteerd, maar toch is veron
gelijkt zijn niet de werkelijke achtergrond. Als
mevrouw Paulussen over bepaalde onderwerpen het
woord voert begint ook zij wel eens wat harder,
wat emotioneler, te praten, wat dat betreft zitten
wij wel eens op dezelfde toer, maar als ik dat zou
moeten uitleggen als een zich verongelijkt voelen
van de progressieve fracties dan geloof ik, dat wij
nog niet met elkaar aan het praten en zeker ook
niet naar elkaar aan het luisteren zijn. Hetzelfde
geldt in feite voor de slotopmerking van de heer
Crul, dat verschillende van de door mij gemaakte
opmerkingen wat wrang-humoristisch waren. Ik heb