1732 11 NOVEMBER 1976. (Middag) belang zijn zoals de door ons gestelde uitgangspun ten heeft de wethouder geen oordeel. Dat is een mijns inziens toch wel heel vreemde benadering van een zo belangrijke kwestie. Wethouder VAN DUN: Luisteren naar elkaar, heb ik van de heer Crul geleerd, is ruimte maken in hoofd en hart. Laten wij elkaar nu toch eerlijk en goed citerenl Dinsdagavond heb ik duidelijk gezegd dat heb ik overigens meermalen uitgesproken dat de plannen voor de Haagse Beemden door deze raad onderbouwd zijn met bepaalde uitgangspunten vanuit de eigen behoeften, vanuit de eigen stad en regio en dat wij voor realisering van de Haagse Beemden een financiële bijdrage van het rijk moe ten hebben. Als de minister die financiële bijdra ge qnderbouwt met de methodiek van de groeistad heb ik daarmee geen moeilijkheden, maar als de mi nister in zijn verstedelijkingsnota zegt dat Bre da in het kader van de hele migratieproblematiek groeistad moet worden, waarbij de overloop heel belangrijk is, dan ben ik daar nog niet uit, dan bevind ik mij op dezelfde weg als de heer Crul, na melijk op de weg van denken, studeren en nadere rapportages. Het uitgangspunt "Breda groeistad" in de verstedelijkingsnota wordt door ons niet zonder meer onderschreven, wij zeggen dat wij het stads gewestelijk plan moeten afwachten of althans de basis-uitgangspunten daarvan, dat wij moeten be kijken hoe het met de herwaardering van het streek plan West-Brabant is en dat wij nadien met elkaar zullen moeten praten over hetgeen wij gezamenlijk willen. Wat een reactie onzerzijds betreft moet ik er overigens op wijzen, dat de heer Reinders, de por tefeuillehouder ruimtelijke ordening van het stads gewest, namens zestien gemeenten en dus ook namens Breda bij de inspraak heeft gereageerd waarbij hij ditzelfde verhaal heeft verteld. Als het nu om ge loofwaardigheid in de politiek gaat ik zou dit ook tot de heer Dees willen zeggen of er in mei door de minister nu "ja" of "neen" wordt gezegd.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 1732