1736 11 NOVEMBER 1976. (Middag) dan ook van mening, dat een opstelling van deze aard dient te worden gebracht onder de categorie: "kretologie, onzin en van alle realiteit ontbloot." Naar aanleiding van de concrete vraag van me vrouw Paulussen over de decentralisatie van het welzijnsbeleid en de op stapel staande rijksbijdra geregelingen twee opmerkingen. Met haar zienswijze hierop ben ik het volledig eens, maar wij moeten er wel voor waken en er ook oog voor hebben dat C.R.M. delen van het welzijnsbeleid decentraliseert waarvoor in de C.R.M.-pot bijzonder weinig geld beschikbaar is, dat met andere woorden decentrali satie van beleid en overdracht aan de gemeenten plaatsvindt zonder dat daarvoor de financiële ruimte wordt aangewezen waaruit een en ander zou kunnen worden betaald. Uitgaande van de gedachte "wie bepaalt betaalt" zouden de consequenties in financiële zin wel eens op de kap van de gemeente terecht kunnen komen en ik geloof, dat wij daarmee toch wel wat voorzichtig moeten zijn en als gemeen te als zodanig in dit opzicht op onze tellen moeten passen. De gedachte op zich spreekt ons uiteraard duidelijk aan. Het is ons natuurlijk bekend dat er bij C.R.M. aan een aantal rijksbijdrageregelingen wordt ge werkt, onder meer ten behoeve van hulp en dienst verlening aan jongeren. De ontwikkelingen in dit opzicht worden door ons op de voet gevolgd, met na me om te voorkomen dat de vormgeving van het jeugd- en jongerenwerk, zonder dat daarvoor inhou delijke redenen zouden bestaan, niet zou aansluiten op de voorwaarden die ter zake in de rijksbijdrage regeling zullen worden gesteld. Wij proberen dus in deze subsidieregelingen te vallen. Wethouder SANDBERG: Ik zou mij willen beper ken tot het beantwoorden van een tweetal vragen of misschien is dat een wat verkeerde formulering, want eigenlijk zijn er geen vragen gesteld, maar ik heb een paar verwijten naar mijn hoofd gekregen waarop ik toch graag zou willen reageren.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 1736