11 NOVEMBER 1976. 1737 (Middag) Mevrouw Paulussen verwijt mij dat de wethouder van cultuur dinsdagavond het woord "solidair" niet in zijn mond heeft genomen. Ik geloof, dat ik dat inderdaad niet heb gedaan, maar zonder dat woord in de mond te nemen meen ik er wel uitdrukkelijk over te hebben gesproken. Misschien is dit wel voortgekomen uit de overweging dat je, als je een dergelijk woord twintig keer op een avond hoort, het maar beter niet meer kunt gebruiken om devaluatie ervan te voorkomen. Bij mijn verdediging van het beleid heb ik in ieder geval nadrukkelijk gewezen op hetgeen wij met dat beleid voorstaan, waarbij ik met name over de permanente educatie heb gesproken. Ons beleid is erop gericht dat eenieder die door welke oorzaken dan ook -- dat heb ik letterlijk zo gezegd in een achterstandsituatie terecht is ge komen op het gebied van vorming en sociale begelei ding, zoals ik het heb genoemd, in elk geval de ge legenheid krijgt dat bij te spijkeren.In dat verband heb ik gezegd, dat permanente educatie geen insti tuut voor kansarmen is, maar een beleid, een stuk je proces dat moet plaatsvinden. Het is een term die in de eerste jaren uitdrukkelijk de aandacht van specialisten heeft gekregen, maar zo langzamer hand begint het breed uit te waaieren en beginnen velen er zich voor te interesseren. Als nu wordt gesproken over decentralisatie, als wordt gevraagd naar rijksbijdrageregelingen en een plaatselijk educatief netwerk, dan moet ik daarop antwoorden dat wij daaraan op dit moment gewoon nog niet toe zijn. Dit hele proces speelt zich in Breda af vanaf het vakbondsvormingswerk, de Brede Aa, het avondon derwijs en koorklassen op de muziekschool tot het Nivon-werk, toneel, muziek, vreemde talen, voor lichting over gezinsplanning en nog 888 andere ter reinen in deze stad. Wij zullen met elkaar dat is ook de bedoeling een structuur moeten schep pen, waarin wij dat alles op elkaar kunnen laten aansluiten en vanuit de lacunes die wij constateren opvullingen kunnen geven. Dan gaat het niet om de vraag wie wat daarvan vindt, ik geloof .dat wij dat

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 1737