1738 11 NOVEMBER 1976.
(Middag)
is ook de essentie van de interim-nota samen
met de mensen uit het veld moeten komen tot wat ik
dinsdagavond een raad voor permanente educatie heb
genoemd om dit proces in gang te kunnen zetten.
Wanneer mevrouw Paulussen nadrukkelijk vraagt of
er sprake is van prioriteit voor welke groep dan
ook, dan antwoord ik daarop dat er natuurlijk pri
oriteit is voor die mensen die de grootste achter
stand hebben.Dat je daaraan het eerst en het hardst
gaat werken ligt nadrukkelijk voor de hand en dat
staat ook zo in de rijksbijdrageregeling. Wij zul
len er uiteraard aandacht aan schenken, maar vraag
mij niet hoe een en ander precies zal moeten wor
den uitgebouwd en in Breda zal moeten worden gere
aliseerd, want ik weet het nog niet en ik kan er
op dit moment in den lande ook nog geen voorbeelden
voor vinden. Er zijn verschillende plaatsen in Ne
derland waar men in dit opzicht op ons voorligt,
maar dat zijn er niet veel en in een aantal andere
gevallen zit de zaak 'werkelijk muurvast, wat in
Breda gelukkig niet zo is. Ik heb er hoop en ver
trouwen op dat wij op dit terrein gezamenlijk iets
zullen kunnen bereiken, maar wij zullen dan niet
moeten starten vanuit de gedachtedat wij het al
lemaal verkeerd doen of dat wij ons baseren op een
maatschappij-vreemde benadering daartegen heb
ik mij verzet want dan loopt het in ieder ge
val verkeerd.
Het tweede verwijt was dat de wethouder van
cultuur geen woorden heeft gewijd aan de vraag
waarom voor ontwikkelingshulp geen 1,per in
woner beschikbaar kan worden gesteld. Ik meen te
mogen opmerken, dat de voorzitter daarop dinsdag
avond namens ons college heeft gereageerd; ik had
er geen behoefte aan daarop nog een verdere aan
vulling te geven.
Tenslotte nog een opmerking in de richting van
de heer Crul. Hij heeft aan het eind van zijn be
toog gesproken over het wrange grapje, dat verschil
lenden onzer naar voren hebben gebracht aan het
slot van onze beantwoording. Als de heer Crul zich