11 NOVEMBER 1976. 1739
(Middag)
daardoor persoonlijk voelt aangesproken dan wil ik
daarvoor ogenblikkelijk mijn excuses maken, want
dat is bepaald niet de bedoeling geweest, dan zal
ik mijn bewoordingen in het vervolg zorgvuldiger
kiezen. Wat de heer Crul daarna zei is mijns inziens
echter wel essentieel voor een stukje opvatting
van de heer Crul en zeker van mijHij stelde met
name: wij zitten hier om te waken voor de belangen
van onze kiezers. Daar ligt dan misschien een stuk
je verschil in optiek, want dit college zit hier
om te waken voor de belangen van alle Bredanaars.
De VOORZITTER: Nu dit alles is gezegd en het
college bij de duplieken minstens zijn best heeft
gedaan om te zeggen wat er te zeggen viel en de
hier aanwezige wetenschap ook aan de raad kenbaar
te maken, lijkt het mij verstandig te constateren
dat hiermee de algemene beschouwingen zijn beëindigd
en dat wij kunnen overgaan tot de behandeling van
de verschillende takken van dienst. U weet dat de
hoofdstukken in een wat andere volgorde dan het
vorig jaar aan de orde zullen worden gesteld.
Portefeuille III. Sociale zaken, volksgezondheid,
personeel en organisatie
De heer VAN DONGEN: Het valt voor mij niet mee
met betrekking tot deze portefeuille het woord te
voeren. Hiervoor zijn minstens twee redenen aan te
geven. De tijd die beschikbaar is is beperkt en het
is terug te brengen tot het aardse bestaan, de
tweede moeilijkheid is gelegen in het inhoudelijk
gebeuren zelf, een bijna bovenmenselijke opdracht.
Allereerst de schijnwerper op de gemeentelijke
sociale dienst. Op mijn manier over deze dienst na
denkend heb ik niet gezocht naar foutentekortko
mingen en gebreken. Ik heb dat bewust niet gedaan
omdat ik ervan overtuigd ben dat de directie en al
le andere medewerkers binnen deze dienst zich be
wust zijn van het feit, dat het altijd beter kan.
Juist vanuit een menselijke benadering weten zij