173 5 FEBRUARI 1976 verlening vormen indien zij niet uit het vrij be steedbare gedeelte kunnen worden gedekt. Ik citeer in dit verband uit de toelichting, de laatste zin op pagina 1"Anderzijds kan er in bijzondere indi viduele omstandigheden, welke resulteren in hogere noodzakelijke bestaanskosten, aanleiding zijn tot verdergaande bijstandsverlening dan waarin de uitke ring voor algemene bestaanskosten voorziet." Spe ciale aandacht vraag ik voor de hierna volgende zin bovenaan blz2: "Dit kan ook het geval zijn, als men tegelijkertijd voor verschillende extra uitga venstijgingen komt te staan die elk op zich niet voor bijstandsverlening in aanmerking komen." Deze bewoordingen worden gebruikt in de toelichting die bij de beschikking van de minister gevoegd was. Wij hebben begrepen dat de huidige cliënten er financieel feitelijk gezien niet op achteruit gaan door de mogelijkheid van een afbouwregeling en com pensatie door optrekkingen van de bijstandsbedragen. Komend tot een slotconclusie, is de V.V.D.- -fractie van mening dat de maatregel terecht is ge troffen, op grond van argumenten die ook ons aan spreken. Wij gaan derhalve niet mee met het voor stel van b. en w. om er bij de minister van C.R.M. op aan te dringen de regeling ongedaan te maken, omdat dit voorstel ons veel te ver gaat. Wethouder DE RAAFF: Vanavond blijkt dat de heer Jongeneel en ik het met elkaar eens zijn. De heer JONGENEEL: Ik meen dat wij het af en toe wel eens meer eens zijn! Wethouder DE RAAFFDaarom zeg ik dat vanavond blijkt dat wij het met elkaar eens zijn. Ik heb in derdaad de indruk dat wij het wel eens meer met el kaar eens zijn, maar dit blijkt dan niet altijd, wanneer het zou moeten blijken! Het is de eerste keer in mijn zevenjarig wet houderschap dat ik het meemaak dat het college voor de verlening van bijstand zich met betrekking tot een onderwerp dat dit college aangaat, tot b. en w.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 173