1740 11 NOVEMBER 1976.
(Middag)
dat hun werk niet af is. Bovendien moeten zij ope
reren binnen spelregels en structuren die van
bovenaf, onder andere door de rijksoverheid,
zijn opgelegd. Wanneer een mens in nood is of in
moeilijke omstandigheden verkeert, is hij kwets
baar en prikkelbaar. Dat vraagt van de medewerkers
naast professionele deskundigheid de wetten ken
nen tact, inzicht, mensenkennis en geduld. Voor
deze laatste vier kan men niet worden opgeleid of
een diploma halen. Het respect, waardering voor
het privé-leven van elke mens houdt ook in, dat de
medewerkers zich vaak niet kunnen en willen verde
digen tegen de vaak ongerechtvaardigde en harde
kritiek. Ik meen daarom een woord van dank te moeten
uitspreken aan het adres van alle medewerkers, met
name voor hun inzet.. Ik wens hun sterkte en wijs
heid toe bij hun voorwaar geen gemakkelijke op
dracht.
Ik wil wat dieper ingaan op de ontwikkelingen
binnen de g.s.d.. In'feite worden twee, bijna al
les omvattende terreinen bestreken, namelijk ten
eerste het mede-bevorderen dat voor elke mens het
recht op een materieel menswaardig bestaan werke
lijkheid wordt en blijft en ten tweede het aandacht
schenken aan de vaak achter de materiële nood
schuilgaande boven-materiële nood, die heel groot
kan zijn en die vaak met geld niet is op te .ossen.
Het éne is vaak onlosmakelijk met het andere ver
bonden. Soms is het zeer moeilijk, zo niet onmoge
lijk, te achterhalen welke relatie tussen beide
aanwezig is. Juist in deze tijd, nu technisch bij
na alles mogelijk is, staat het vast dat vele men
sen middels arbeid niet in een inkomen kunnen voor
zien. Wij worden geconfronteerd met de broosheid
van de welvaart, met het onvermogen hiervoor econo
misch een oplossing te bieden. Op het gevaar af
verkeerd begrepen te worden meen ik toch te moeten
zeggen, dat wij dan zeker geen misbruik moeten ma
ken van de kwetsbare situatie van de betreffende
mensen. Praten en schrijven over hoe het had moe
ten en kunnen zijn brengt voor deze mensen nu geen