1779 11 NOVEMBER 1976 (Avond) onderschreven, maar daarbij moeten wij ons er wel van bewust zijn dat nog niet alle verhoudingen duidelijk op papier zijn gezet. Wij hebben ge tracht dit te verfijnen door het herschrijven van hoofdstuk IVa van de personeelsnota en ik geloof dat het ook aanmerkelijk duidelijker is geworden, maar wij zijn er toch nog niet in geslaagd in el ke situatie duidelijke scheidslijnen met betrek king tot de verantwoordelijkheid te leggen. Al doende zullen wij op dit terrein echter toch steeds verder onze weg kunnen uitstippelen. Als de frequentie en de intensiteit van de contacten tussen de verschillende leden van het college en de afdeling personeel een indicatie zouden mogen zijn, moet op grond van het feit dat die contacten het laatste jaar duidelijk zijn toe genomen worden geconstateerd dat wij wat dit be treft toch op de goede weg zijn. De zienswijze van de heer Eissens op de nood zaak van een uniforme' en evenwichtige behandeling van personele aangelegenheden en de rol van de centrale personeelsafdeling daarbij kan ik delen, als hij tenminste niet bedoelt dat er een zelf standige centrale personeelsdienst moet komen. Wij hebben daarover in de commissie personeelszaken al verschillende malen van gedachten gewisseld. Tus sen het grondprincipe van een centrale personeels afdeling en de realisering van een personeelsbe leid ligt natuurlijk een hele afstand en de heer Eissens begrijpt ook wel dat er in het concrete veld toch spanningen en frustraties kunnen ont staan. Ik ben nochtans van mening dat de spanning in de bestaande procedures en gemaakte afspraken in overleg met de betrokkenen zoveel mogelijk is ingebed, waarbij ik mij wel degelijk realiseer dat het noodzakelijk zal blijven de bestaande pro cedures op gezette tijden te evalueren en zo nodig te corrigeren. Ons uitgangspunt in dezen is dat bij alle aangelegenheden, waarover het college een standpunt moet innemen, de centrale advisering niet kan worden gemist. Dit betekent ook dat die centra-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 1779