11 NOVEMBER 1976 1796
(Avond)
opbouwwerker. Daarover is ook overleg gepleegd,
want wij zijn niet zo autoritair als de heer Oomen
veronderstelt. Wij overleggen met de Stichting
Buurt- en Wijkopbouwwerk over de vraag, wat er nu
eigenlijk zou moeten gebeuren en deze stichting
heeft gezegd dat in Breda-Noord één man nodig is.
Daaraan willen wij voldoen en ik meen dat wij op
deze manier toch met inspraak van de basis hebben
gewerkt
Begrotingspost nr. 81 met betrekking tot de
vierde opbouwwerker staat hier los van. Ik heb
tot nu toe over acht stoelen gesproken, maar daar
naast is in onze begroting een post voor de vierde
opbouwwerker opgenomen.
Over het punt ambtenaren bijzonder onderzoek
zullen wij het wel niet eens worden. Ik had op een
gegeven moment de indruk dat de heer Oomen en ik
toch nog tot overeenstemming zouden komen als ik
de opsporingsbevoegdheid maar liet vallen, maar ik
heb in eerste instantie al gezegd dat ik niet pre
cies weet wat het allemaal voorstelt. Mij is ge
zegd dat een beperkte opsporingsbevoegdheid nodig
is om het werk goed te kunnen verrichten.
In welke richting denkt het college met be
trekking tot de Wisselaar? Ik heb gezegd dat wij
op korte termijn met een preadvies zullen komen.
De inhoud daarvan is nog niet in het college aan
de orde geweest en wat dat betreft heeft het col
lege dus nog geen standpunt ingenomen
Vervolgens is gesproken over de mededelingen
betreffende de subsidieverzoeken bij de sociale
dienst. Sinds de heer Oomen in maart j.l. vragen
over deze materie heeft gesteld zijn er bij mijn
weten twee subsidieverzoeken ingediend, namelijk
van de Stichting Werkzoekenden en van de psycho
sociale hulpverlening in de eerste lijn. Over bei
de verzoeken is de heer Oomen volledig geïnfor
meerd
Over één ding zullen wij het beslist niet
eens worden. Ik heb gezegd dat ik mijn werk doe
en dat ik er op het naar mijn mening juiste moment