179 5 FEBRUARI 1976 voren wisten waar wij over gingen spreken. De leden van het college voor de verlening van bijstand kwa men die avond niet voor niets. Ik heb geen enkel papier van een collega van mij gekregen, want ik heb het stuk van b. en w. ontvangen. De heer KOERTSHUIS: Er blijft een misverstand bestaan. Ik was van deze kwestie in het geheel niet op de hoogte. Het cruciale punt is misschien ook de heer Jongeneel is daarop ingegaan dat alleen vergoe ding van telefoonkosten in levensbedreigende omstan digheden mogelijk zou zijn. In de toelichting, waar uit ik zojuist heb geciteerd, staat duidelijk dat iedereen die op medische of sociale gronden een te lefoon nodig heeft en dit uit de vrij besteedbare ruimte niet zelf kan bekostigen, bijstand kan krij gen. Er hoeft dan zeker geen sprake te zijn van le vensbedreigende omstandigheden. Wethouder DE RAAFF: De beide heren hebben in middels onderling gecommuniceerd. Ik geloof dat zich in feite het volgende heeft voorgedaan. Aan het eind van de vergadering van de commissie heb ik bij de mededelingen aan de orde gesteld dat deze kwestie die dag in het college van b. en w. was besproken. Ik heb toen gezegd dat het de bedoeling was de ma terie zo snel mogelijk met de commissie te bespre ken, waarbij ik heb gevraagd of men het punt nog diezelfde dag aan de agenda toegevoegd wilde zien of dat men het de volgende keer wenste te behandelen. De commissie heeft te kennen gegeven dat zij het punt diezelfde keer wilde behandelen, waarop wij de vergadering hebben geschorst teneinde de leden van de commissie de gelegenheid te geven het stuk te lezen De heer KOERTSHUIS: Dat is inderdaad correct. Wethouder DE RAAFF: Met betrekking tot de vraag of de telefoonkosten al dan niet kunnen worden op gebracht, zal er naar ik meen verschil van mening

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 179