11 NOVEMBER 1976 1806 (Avond) 1974 door de vorige 'raad is besloten, werd ge tracht een stuk achterstallig onderhoud van ge meentewoningen te verhalen op de beurs van de huurders. Wij hebben dat kunnen opmaken uit een groot aantal weigeringen om de huurverhoging te betalen, maar belangrijker is de uitspraak die onlangs door een onafhankelijke rechter bij een proefproces is gedaan, want daaruit is gebleken dat er aan het huurreglement wel degelijk iets schort. Onze fracties hebben, zodra zij aan het begin van deze raadsperiode ontdekten dat er iets mis was, gepoogd alsnog tot een goede discussie te komen over de bijstelling van het huurreglement teneinde de zich daarin bevindende onrechtvaar digheden te verwijderen. Helaas is dat niet ge lukt, maar wij zijn wel van mening dat de gemeente de huurders op deze manier eigenlijk tegen zich in het harnas heeft gejaagd.Ten gevolge daarvan is er niet alleen een stuk wantrouwen bij de bewoners van gemeentelijke woningen geschapen, maar zijn zij zich ook zeer strikt gaan opstellen in de ge vallen dat een opknapbeurt noodzakelijk is. Het is daardoor moeilijk geworden nu nog met de huur ders tot overeenstemming te komen over het toe passen van achterstallig onderhoud in combinatie met verbetering. De bewoners willen terecht eerst het achterstallig onderhoud ingehaald zien en pas als dat is gebeurd willen zij gaan praten over verbetering. Zij willen deze twee dingen loskop pelen omdat zij via het nieuwe huurreglement te veel onderhoudszaken op hun nek kregen. Een ander gevolg van deze aangelegenheid is dat het moeilijk wordt de opknapbeurten te finan cieren middels huurverhogingen.De rijksregelingen laten datterechtniet toe.Een tweede probleem bij de gemeentewoningen is het feit dat er thans zo'n nijpende situatie is ontstaan, dat de wethou der onlangs in de commissie openbare werken be kend heeft moeten maken dat het denken over alle nieuw aan te vangen opknapbeurten voorlopig moet worden opgeschort. Men wil zich

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 1806