5 FEBRUARI 1976
180
tussen de heer Koertshuis en mij blijven bestaan.
De enige toezegging die de minister tijdens de dis
cussie heeft gedaan hield in dat in levensbedreigen
de omstandigheden kan worden overwogen de aansluit
kosten van een telefoon te vergoeden. Dat betekent
dat hier niet de gesprekskosten in het geding zijn
die wij in Breda overigens niet betaalden en
evenmin de abonnementskosten die wij in Breda
wèl betaalden maar dat alleen de aansluitkosten
in levensbedreigende omstandigheden voor vergoeding
in aanmerking komen. De formulering is van dien aard,
dat de betrokken persoon inderdaad dood zal zijn
voordat de aansluiting tot stand is gekomen. Naar
mijn mening zijn de Kamerleden daar ingetrapt door
ervan uit te gaan dat er toch individualisering zou
zijn. De heer Koertshuis heeft in eerste termijn vol
komen terecht gezegd dat de bijstandswet voor indi
viduele toepassing en voor individuele beoordeling
is bedoeld. Het gevolg van het onderhavige besluit
is dat er praktisch niets meer kan worden geïndivi
dualiseerd.
In 1965 was er niets genormeerd, maar in de loop
van tien jaren is er zeer veel genormaliseerd. Per
1 juli 1975 is er een besluit landelijke normering
gekomen. Er waren nog vier punten waarvoor de norme
ring niet gold: dat zijn nu juist de punten die nu
door de staatssecretaris óók nog zijn genormaliseerd.
Ik heb het idee dat de bijstandswet nu gerust kan
worden opgeheven en dat dit alles een andere naam
kan krijgen. Van individualisering is nauwelijks
sprake meer.
In eerste termijn heeft de heer Koertshuis nog
gezegd dat de cliënten er financieel niet op achter
uit gaan. Wij worden op het ogenblik geconfronteerd
met berekeningen waaruit blijkt dat sommigen wel de
gelijk met een financiële achteruitgang te maken
krijgen. Het blijft een kwestie van concreet optel
len en aftrekken of van de filosofie omtrent de
vraag of deze kosten uit het minimumloon moeten wor
den bestreden. Ik ben van mening dat de kosten niet